Door het aanbod van nutriënten uit het varkensvoer beter af te stemmen op de werkelijke behoefte van de dieren, zal er een vermindering van milieubelasting plaatsvinden. Dat blijkt uit onderzoek in het kader van het EU Feed-a-Gene project van Wageningen Livestock Research, dat ze samen met 22 andere internationale partijen heeft afgerond.
Feed-a-Gene was gericht op het verbeteren van de voederconversie voor varkens, pluimvee en konijnen in verschillende productiesystemen en op het reduceren van impact op het milieu. Daarbij keken de onderzoekers naar het voer (grondstoffen en nutriënten), naar de genetische aanleg van de dieren en hoe beiden beter op elkaar kunnen worden afgestemd. De Wageningse onderzoekers hebben het varkensonderzoek onder meer gedaan op VIC Sterksel.
Drie onderwerpen
“Drie onderwerpen waren voor ons van belang: als we keken naar de diersectoren – wat zijn de actoren die bijdragen aan de efficiency voor stikstof, dus leiden tot een mindere stikstofbelasting in het milieu? Wat kan procestechnologie op grondstoffen doen om de voederwaarde ervan te verbeteren en welke (genetische) diereigenschappen kunnen we gebruiken om rekening mee te houden in de voersamenstelling, die leiden tot een verbetering van de dierprestatie en voer efficiëntie”, vertelt Alfons Jansman, senior onderzoeker diervoeding van Wageningen Livestock Research.
Door een verbetering van de voederconversie gaat het dier efficiënter om met nutriënten waardoor er minder mineralen in mest en urine terechtkomen, en hetgeen leidt tot een mindere stikstofbelasting van het milieu. Daarnaast gaat ook de eiwit efficiëntie omhoog. “We hebben in het lab bekeken welke procestechnologieën nutriënten in grondstoffen het beste ontsluiten. We keken dus naar de verteerbaarheid van grondstoffen en het voer. Welk deel komt vervolgens aan het dier ten goede, en welk deel verdwijnt in de mest en urine en komt dus in het milieu terecht”, legt Jansman uit.
Alternatief voersysteem
In Sterksel werd een alternatief voersysteem getest waarbij individuele dieren een variabel mengsel van twee voeders aangeboden kregen, speciaal op elk dier afgestemd waarbij zoveel mogelijk rekening werd gehouden met de individuele eigenschappen van het dier (bijvoorbeeld het geboortegewicht en de genetische aanleg voor eiwitaanzet). “Nu is dit systeem wellicht nog te duur om praktisch toe te passen, maar de achterliggende gedachten en uitkomsten zijn zeker goed bruikbaar voor verdere ontwikkeling van precisievoedingsconcepten”, zegt Jansman.
Voor vleeskuikens is soortgelijk onderzoek in Frankrijk verricht, terwijl er in Frankrijk en Spanje bij soortgelijk onderzoek gekeken is naar konijnen. Wageningen Livestock Research werkte 5 jaar aan dit onderzoek.
Bron: WUR