Het bestrijden van ziektes met antibiotica blijft alleen mogelijk als bacteriën niet resistent worden door overmatig antibioticagebruik. Antibioticaresistentie vormt een gevaar voor de publieke gezondheid.
Ook in de veehouderij is antibioticaresistentie een aandachtspunt. De WUR legde onderzoeker Dierenwelzijn en gezondheid Martien Bokma daarover drie vragen voor.
1. Waarom gebruikt de veehouderij antibiotica?
“Om dezelfde reden als dat mensen het gebruiken”, vertelt Martien, “antibiotica doden bacteriën. Ze zijn daarmee een heel effectief middel om dieren te genezen. Dus wanneer een kalfje luchtwegproblemen heeft, of een varken een ontsteking; dan kan de boer het dier antibiotica geven om het er zo snel mogelijk weer bovenop te krijgen. Tot 2006 zat er bij veel dierhouderijen zelfs standaard kleine hoeveelheden antibiotica, ook wel groeibevorderaars genoemd, in het voer. Preventief. Daar kunnen we ons nu niets meer bij voorstellen.”
2. Wat is nu de stand van zaken?
“Vanaf 2009 is het landelijk beleid erop gericht om antibioticagebruik terug te dringen. De veehouderijsector heeft sindsdien het gebruik van antibiotica met 70 procent verminderd. Een kanjer van een prestatie. Er zijn bijvoorbeeld veel koppels vleeskuikens die antibioticavrij bij de slachterij worden afgeleverd. Dat was 15 jaar geleden ondenkbaar. Ook in de andere sectoren is veel bereikt.”
Martien legt uit dat er vanuit de hele wereld met bewondering naar Nederland wordt gekeken als het gaat om verminderen van antibioticagebruik in de veehouderij: “Het vraagstuk van antibioticaresistentie is natuurlijk niet uniek voor Nederland. Vanuit het Europese RIVM (ECDC) en ook de World Health Organisation wordt hiervoor voortdurend aandacht gevraagd.”
3. Waar is nog winst te behalen?
Bokma doet onderzoek naar de succesfactoren voor een laag antibioticagebruik in de veehouderij. Want er zijn bedrijven – ook bedrijven met veel dieren – die relatief weinig antibiotica gebruiken. Bokma probeert te verklaren waardoor de ‘laagverbruikers’ zo succesvol zijn.
“De driehoek boer – dierenarts – voeradviseur lijkt een hele belangrijke te zijn.”, legt ze uit. “Een boer moet natuurlijk altijd oog hebben voor zijn dieren, maar zonder antibiotica moet je extra scherp zijn op de signalen die dieren je geven. Je hoeft echt niet bij het eerste kuchje meteen medicijnen te geven, maar wanneer dan wel? Dat vraagt een stuk vakmanschap, fingerspitzengefühl, een goede focus op de dieren. En structuur in de bedrijfsvoering, je moet voorspelbaarheid inbouwen.
Verder natuurlijk de dierenarts. Die heb je nodig wanneer je groepen dieren tegelijkertijd wilt kunnen behandelen. Succesvolle ondernemers maken samen met hun dierenarts een strategie om het antibioticagebruik terug te dringen of laag te houden. Daarin kan bijvoorbeeld een afwegingskader staan wanneer er wel antibiotica gegeven worden. Met veel aandacht voor preventieve maatregelen, versterken van de diergezondheid en de weerbaarheid van de dieren. Daar spelen voeradviseur en andere erfbetreders ook een belangrijke rol in. Ieders expertise benutten om zo tot de beste resultaten te komen. Daar is de winst te behalen.”
Bron: WUR