Bij vleesvarkens vertoont de gemiddelde groei per dag een stijgende lijn. De magische grens van 1.000 gram komt steeds dichterbij. Hoe belangrijk is het om je als varkenshouder op dat doel te richten? Erwin Scholten, nutritionist en brijvoerspecialist, stuurt liever op marge.
De eerste tien jaar van deze eeuw lag de gemiddelde groei per dag van vleesvarkens onder de 800 gram. In 2020 was het landelijk gemiddelde gestegen naar 870 gram, terwijl de eerste bedrijven al over de 1.000 gram heen gingen. “Een mooie mijlpaal voor deze varkenshouders, zonder twijfel”, stelt Erwin Scholten. “Toch zegt het getal op zich weinig. Het wordt pas interessant als je de marges, denk aan voerwinst per kilo groei, op orde hebt.” En die marges zijn weer afhankelijk van het type bedrijf dat je hebt en je bedrijfsvoering. In de regel geldt dat je moet streven naar de laagste voerkosten per kilogram groei.
Afhankelijk van bedrijf en strategie
Voor een gesloten bedrijf met relatief veel vleesvarkensplaatsen heeft het geen zin om de daggroei te verhogen om vervolgens langer leegstand te hebben. In zo’n geval kun je beter sturen op voerwinst per vierkante meter. En kijk ook naar je afleverstrategie. Bij het beren mesten kun je aan het eind van de ronde een enorm hoge daggroei halen. Te zwaar leveren levert vaak direct forse korting op en dat risico wil je liever niet lopen. Dan kun je beter genoegen nemen met een gecontroleerde daggroei aan het einde van de mestperiode zodat het aflevergewicht voorspelbaar blijft.
Vleesvarkens: Uniforme koppels
Eigenlijk moet het worden omgedraaid. 1.000 gram groei bepaalt niet je succes, maar is het gevolg van goede voerefficiency in combinatie met hoge voeropname. Het resultaat dat je krijgt wanneer het totaalplaatje klopt: de voeding, de omgeving en het stalklimaat, de genetica en de gezondheid. Voor de optimale voeropname geldt dat die zowel in nutriëntensamenstelling en hoeveelheid moet passen bij het gewicht van het varken.
Het resultaat van de koppel wordt bepaald door het ondereind. Maak daarom bij de opleg al een selectie en houd de lichtere biggen apart. De achterblijvers zijn erbij gebaat dat ze wat langer startvoer krijgen dan de voorlopers. Door te zorgen voor uniformiteit in de koppel kun je daar het voerschema op afstemmen en zo de optimale eiwitaanzet behalen.
Voldoende vreetruimte
Belangrijk voor een goede uniformiteit is dat alle varkens de gelegenheid krijgen voer op te nemen. In 5 uur tijd vreten varkens 50 procent van hun dagopname. De rest krijgen ze in de overige 19 uur binnen. Geef ze dus de kans om volgens dat ritme te vreten door de juiste voorwaarden te scheppen en voorkom dat ze van de bak geduwd worden. Zorg daarom voor voldoende vreetplekken of trogbreedte waardoor ook de wat lichtere, zwakkere varkens voldoende voer kunnen opnemen. Naast voer is ook de beschikbaarheid van voldoende vers water van goede kwaliteit een aandachtspunt. Als dat niet op orde is blijft de voeropname achter. “Kijk maar naar jezelf, als je alleen droge beschuit krijgt, eet je ook minder”, trekt Scholten de vergelijking.
Bron: Agrifrim