De Raad van State heeft op 14 februari jongstleden een uitspraak gedaan over de voorwaarden bij extern salderen. Tot op heden liepen alle toestemmingen stuk op het ‘additionaliteitsvereiste’ . In deze uitspraak bleef de vergunning echter overeind.
Voorwaarden extern salderen
Bij extern salderen wordt de stikstofruimte van een stoppende activiteit, zoals een stoppende veehouderij (saldogever), ingezet om een andere activiteit, zoals een uitbreidende veehouderij (saldonemer) mogelijk te maken. Bij extern salderen neemt een bedrijf tot maximaal 70 procent van de stikstofruimte over van het bedrijf dat stopt of inkrimpt. De overige 30 procent komt ten goede aan natuurherstel.
Extern salderen is alleen mogelijk onder bepaalde voorwaarden:
- Er moet een directe samenhang bestaan tussen de saldonemer en de saldogever;
- De directe samenhang kan tot uitdrukking komen in de intrekking van de vergunning waarmee wordt gesaldeerd of een overeenkomst tussen de saldogever en saldonemer over de overname van stikstofemissie;
- Bij externe saldering met een natuurtoestemming hoeft het bedrijf feitelijk niet aanwezig te zijn op het moment van intrekken van de natuurtoestemming. Bepalend is dat de stikstofdepositie aanwezig was of kon zijn tot het moment van intrekking van de natuurvergunning of het sluiten van de overeenkomst over de overname van de stikstofdepositie ten behoeve van het saldo-ontvangende bedrijf;
- Bij extern salderen met een milieutoestemming geldt wel de voorwaarde dat het bedrijf feitelijk aanwezig is op het moment van intrekken van de milieutoestemming of het sluiten van de overeenkomst over de overname van ammoniakemissie.
Additionaliteitsvereiste niet langer blokkade
Een obstakel voor extern salderen vormde jarenlang het zogenaamde additionaliteitsvereiste. Het additionaliteisvereiste houdt in dat de daling van de stikstofdepositie door de vrijgekomen stikstofruimte van saldogever niet nodig moet zijn om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen. Als verslechtering van de Natura 2000-gebieden wel optreedt dan moet de vrijgekomen stikstofruimte ingezet worden als ‘passende maatregel’. De stikstofruimte mag dan niet ingezet worden voor een andere activiteit zoals uitbreiding van een veehouderij (een zogenaamde ‘mitigerende maatregel’).
In de uitspraak heeft de rechter geoordeeld dat het additionaliteitsvereiste, extern salderen niet (langer) in de weg mag staan. De redenering van de Raad van State is dat als uit de beheerplannen voor de betrokken Natura 2000-gebieden blijkt dat het behoud van natuurwaarden worden geborgd en verbeter- of hersteldoelstellingen worden gerealiseerd dat het aannemelijk is dat de totale stikstofdepositie in het gebied in de beheerplanperiode blijvend zal afnemen. De stikstofruimte van de saldogevers zal niet nodig zijn om de vereiste daling van stikstofdepositie in deze gebieden te waarborgen.
Voorbeelden van voorwaarden die niet relevant zijn voor extern salderen
Daarnaast heeft de Raad van State heeft nog enkele voorbeelden gegeven van voorwaarden die niet relevant zijn voor extern salderen. Zo doet het er niet toe of de saldogever in de autonome situatie zou gaan stoppen of niet. Ook is het niet van belang of de voorzieningen op het bedrijf nog volledig aanwezig zijn om (rendabel) te gebruiken voor de bedrijfsvoering waarvoor de ingetrokken natuurtoestemming gold. Daarnaast is het niet van belang of bij het opnieuw in gebruik nemen van het bedrijf al dan niet aan nieuwe eisen moet worden voldaan.
Bron: Agrifirm