Voor de veehouderij is geur een belangrijk onderwerp. Overlast van geur wordt steeds minder geaccepteerd. Om de overlast in de toekomst te beperken, staat het terugdringen van de geuremissies op de agenda van de veehouderijsectoren. Voor de intensieve veehouderij bepaalt de geurregelgeving voor een substantieel deel de mogelijkheden van bedrijfsontwikkeling. Gemeenten hebben veel ruimte om hun eigen geurbeleid vast te stellen. Soms is voor een gemeente één overlast gevende casus al aanleiding om de normen zwaar aan te scherpen. De veehouders die geen overlast veroorzaken hebben dan last van collega’s die dat wel doen.
Verschillen zijn te groot
De geurregelgeving is gebaseerd op basis van gemiddelden; de gemiddelde emissie per dier, de gemiddelde uitstoot in de levenscyclus, de gemiddelde prestatie van een huisvestingssysteem en de gemiddelde belasting op een geurgevoelig object. We weten echter dat de verschillen tussen bedrijven groot zijn. De berekende emissie en geurbelasting zeggen daarom niet zo veel over de werkelijke uitstoot en belasting. Ook de geurbeleving van omwonenden loopt uiteen. Sommige mensen zijn nu eenmaal gevoeliger voor geur dan anderen. Het huidige beleid geurbeleid is daarom op termijn niet houdbaar. De verschillen tussen berekening en de werkelijkheid zijn te groot. We moeten toe naar een systematiek die gebaseerd is op het daadwerkelijk meten van geur. Een systematiek die de prestaties van de veehouder beloont en meer recht doet aan de beleefde geurhinder van omwonenden.
Het meten van geur vergroot het inzicht en geeft handelingsperspectief aan veehouders om maatregelen te nemen. Dat kan met een aanpak aan de bron, voer- en managementmaatregelen of een beter functionerende luchtwasser. Ook vergroten “realtime” metingen het vertrouwen van de omwonenden in de boer en de vergunningensystematiek. Deze denkrichting sluit aan bij de aanbevelingen van de Commissie Biesheuvel die in opdracht van het Ministerie van IenW onderzoek deed naar het toekomstige geurbeleid. Het meten van geur is echter complex, het duurt nog even voordat we dit beleid generiek in kunnen voeren. Overheid en sectoren moeten er mee aan de slag. In de Provincie Noord-Brabant heeft al een pilot gedraaid bij enkele varkensbedrijven en hun omwonenden. Er is nog aanvullend onderzoek nodig, de sensoren moeten nog beter worden en er moet ruimte komen voor nieuwe experimenten.
50% van de milieuwinst gebruiken voor extra dieren
En wat doen we in de tussentijd? De huidige wet wordt grotendeels overgenomen in de omgevingswet. De 50% regel voor overbelaste situaties wordt aangepast. De huidige regel is dat 50% van de milieuwinst gebruikt mag worden voor extra dieren. De nieuwe regeling houdt in dat je alleen uit mag breiden als je de overbelasting met 50% terugbrengt. Deze systematiek geldt al voor bedrijven die onder het activiteitenbesluit vallen en geen vergunning nodig hebben. LTO Nederland vindt het belangrijk dat er een regeling voor overbelaste situaties blijft, mede ook omdat een aantal gemeenten zeer strenge geurnormen hanteert.
De bandbreedtes voor geurnormen in de huidige wet zijn te groot. LTO Nederland wil die beperken. Het hanteren van een norm van 0,1 oue op een geurgevoelig object in de kern terwijl de standaard norm 3 oue is, heeft niets met geurhinder te maken maar met de wens om bedrijven op slot te zetten. Ook vinden we dat de geurcontour die geldt voor de veehouderij, moet gelden voor het realiseren van een nieuw geurgevoelig object. Het Ministerie van I&W heeft vorig jaar de reductiepercentages van combiwassers flink teruggeschroefd. Met behulp van certificaten moeten goed functionerende luchtwassers een hoger geurrendement kunnen krijgen.
Gezond boerenverstand
Tenslotte, het is zeer verleidelijk om als veehouder en adviseur, exact te berekeningen wat er maximaal kan op een locatie. Dat is niet het eerste wat je moet doen. Het eerste is je gezond boerenverstand gebruiken of de gewenste ontwikkeling ook past op die plek en er straks geen overlast ontstaat. Als dat wel het geval is, heb je er tientallen jaren last van. Hetzelfde geldt voor gemeenten. Te vaak hanteren ze wel strenge normen voor de veehouderij maar staan ze wel nieuwe geurgevoelige objecten in de buurt van veehouderijbedrijven toe terwijl ze aan de voorkant kunnen voorspellen dat het in de toekomst problemen op gaat leveren.
Bron: LTO (Trienke Elshof)