Minister Schouten van LNV geeft antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De vragen gaan in op de berichten over de misstanden in slachthuizen.
Hieronder vindt u de vragen van de leden van de VVD-fractie:
Vraag 1: Kan de minister ingaan op de berichtgeving van RTL Nieuws waarbij u een feitelijk overzicht geeft van alle gemelde overtredingen, waarbij u ingaat op wanneer deze hebben plaatsgevonden en van welke omvang deze overtredingen waren?
Antwoord: De uitzending van RTL Nieuws is gebaseerd op rapporten van bevindingen van de NVWA op het gebied van dierenwelzijn in de roodvleesslachthuizen in de periode januari 2015 t/m maart 2017. RTL heeft deze op basis van de WOB verkregen. Door de toezichthouders van de NVWA is ingegrepen op het moment dat de overtreding plaatsvonden. Van die overtredingen zijn rapporten van bevindingen opgesteld. Rapporten van bevindingen kunnen leiden tot het opleggen van bestuurlijke boetes en/of herstelsancties. De wetgever heeft ervoor gekozen een overtreding altijd bestuurlijk te beboeten. Indien dit in verhouding staat tot de ernst, omvang en het herhaald plegen van de overtredingen kunnen ook herstelsancties worden opgelegd waarmee een slachthuis kan worden gedwongen orde op zaken te stellen. Aan 59 slachterijen is een of meerdere maatregelen opgelegd. Er zijn 76 rapporten van bevindingen opgesteld voor overtredingen die zwaar genoeg zijn voor het opleggen van een bestuurlijke boete. Rapporten van bevindingen vormen de grondslag voor de bestuurlijke boetes. De boetes varieerden van €1.500 tot €5.000.
Het WOB-verzoek van RTL had uitsluitend betrekking op rapporten van bevindingen die tot bestuurlijke boetes hebben geleid. Naast rapporten van bevindingen kunnen onder andere schriftelijke waarschuwingen worden gegeven. In de periode januari 2015 tot en met maart 2017 heeft de NVWA 60 schriftelijke waarschuwingen gegeven vanwege dierenwelzijnsovertredingen in slachterijen.
Vraag 2: Zijn de bewegende beelden opgenomen in de betreffende slachthuizen en maken die onderdeel uit van de opgelegde boetes? Zo nee, waar komen deze beelden vandaan?
Antwoord: De bewegende beelden bij de berichtgeving van RTL-nieuws van 19 juni jl. zijn in een Belgisch slachthuis gemaakt en maken dus geen onderdeel uit van de zaken waarin de boetes zijn opgelegd.
Vraag 3: Kan de minister een indicatie geven van welk boetebedrag opgelegd wordt bij welke aard van overtreding? Kan zij daarbij ingaan op wat de bandbreedte per geconstateerde overtreding is en of dit bedrag hoger wordt naarmate de overtreding structureler wordt??
Antwoord: De boetebedragen die de NVWA kan opleggen zijn vastgelegd in het Besluit en de Regeling handhaving en overige zaken Wet Dieren. Overtredingen van welzijnsregels bij het doden van dieren in slachthuizen zijn ingedeeld in boetecategorie 3 (€2.500). Tot 2 juli 2016 waren deze overtredingen ingedeeld in boetecategorie 2 (€1.500). Het boetebedrag wordt verdubbeld indien de risico’s of gevolgen van de overtreding voor het dierenwelzijn ernstig zijn. Het boetebedrag wordt gehalveerd indien er sprake is van een overtreding waarvan de risico’s of gevolgen voor het dierenwelzijn gering zijn of ontbreken. Indien sprake is van recidive van eenzelfde overtreding binnen vijf jaar worden bij het boetebedrag van de meest recente overtreding verhoogd door daarbij de definitieve boetebedragen van de eerdere overtredingen op te tellen. In de brief van de minister van 6 juli jl. heeft zij aangegeven te willen kijken of de bestuurlijke boetes kunnen worden verhoogd en of bij structurele overtredingen slachterijen eerder gesloten kunnen worden. Minister Schouten zal uw Kamer daar dit najaar over informeren.
Hieronder vindt u de vragen van de leden van de CDA-fractie:
Vraag 1: Welke boetes worden opgelegd bij misstanden in slachthuizen?
Vraag 2: Welke gradaties zijn er in boetes en op welke wijzen wordt rekening gehouden met terugkerende soortgelijke overtredingen?
Antwoord vraag 1 + 2: Zoals aan de VVD-fractie gemeld zijn overtredingen van welzijnsregels ingedeeld in boetecategorie 3 (€2.500), voorheen boetecategorie 2 (€1.500). Boetes kunnen verdubbeld worden indien de risico’s of gevolgen van de overtreding voor het dierenwelzijn ernstig zijn. Bij recidive worden de bedragen van eerdere overtredingen bij het boetebedrag opgeteld.
Vraag 3: Is strafrechtelijk optreden bij ernstige overtredingen mogelijk? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Bestuursrechtelijke handhaving is als uitgangspunt in de Wet dieren opgenomen. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven kan de NVWA een overtreding aan het Openbaar Ministerie voorleggen voor eventueel strafrechtelijk optreden.
Vraag 4: Zijn de door RTL Nieuws getoonde beelden afkomstig van de toezichtcamera's van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Antwoord: Nee. Deze beelden zijn, zoals vermeld door RTL, afkomstig van Animal Rights en zijn gemaakt in een Belgisch slachthuis. Overigens beschikt de NVWA niet over eigen toezichtcamera’s.
Vraag 5: Van wanneer dateren de beelden?
Antwoord: Dat is mij onbekend. De beelden zijn immers niet van de NVWA afkomstig.
Vraag 6: Hoe is sindsdien met het plan van aanpak het toezicht en de handhaving aangescherpt?
Antwoord: Gedurende de periode mei tot en met augustus 2018 wordt bij drie slachthuizen een pilot uitgevoerd met cameratoezicht (CCTV). Hierbij wordt bekeken hoe CCTV in slachthuizen benut kan worden als aanvulling op het reguliere toezicht met als uiteindelijk doel het welzijn van dieren in slachthuizen tot aan de dood te garanderen. Deze pilot wordt door de NVWA uitgevoerd in samenwerking met de sectororganisaties (COV en Nepluvi) en de aangewezen drie slachthuizen. Na de pilotperiode en de daaraan gekoppelde evaluatie zal de minister u hierover informeren.
Hieronder vindt u de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie:
Vraag 1: Is €1.500 tot €5.000 boete volgens u voldoende afschrikwekkend om dit type delicten te voorkomen?
Vraag 2: Volgens een woordvoerder van de NVWA moet een slachthuis het 'wel heel bont maken' wil het tot een sluiting komen (quote in RTL Nieuws); zou het volgens u niet beter zijn om eerder tot zwaardere sancties over te gaan?
Antwoord: De Wet dieren bevat bestuurlijke sancties bestaande uit bestuurlijke boetes en herstelsancties, zoals het opleggen van een last onder dwangsom. Het stelsel van bestuurlijke boetes houdt rekening met de ernst van overtredingen en met de effectiviteit ervan. Overtreding van welzijnsregels voor het doden van dieren in een slachthuis zijn ingedeeld in boetecategorie (€2.500). Onder omstandigheden kunnen de boetebedragen worden verdubbeld of gecumuleerd, zoals ook gemeld in het antwoord aan de VVD-fractie. Indien dit in verhouding staat tot de ernst, omvang en het herhaald plegen van de overtredingen kunnen ook herstelsancties worden opgelegd waarmee een slachthuis kan worden gedwongen orde op zaken te stellen. Een uiterste herstelsanctie vormt het schorsen of intrekken van de erkenning van een slachthuis. Een dergelijke herstelsanctie moet, na afweging van onder andere de economische belangen van het slachthuis, in verhouding staan tot het te bereiken doel. Ze kan pas worden opgelegd nadat is gebleken dat minder vergaande herstelsancties, zoals het tijdelijk vertragen of stilleggen van de slachtlijn om overtredingen te stoppen, onvoldoende effect hebben. Zoals ook aangegeven in antwoord op vragen van de VVD-fractie heeft de minister in haar brief van 6 juli jl. aangegeven te willen kijken of de bestuurlijke boetes kunnen worden verhoogd en of bij structurele overtredingen slachterijen eerder gesloten kunnen worden. De minister zal uw Kamer daar dit najaar over informeren.
Vraag 3: Kan de minister een overzicht geven van strafmaten die in andere EU-lidstaten voor dit soort delicten gehanteerd worden?
Antwoord: Dergelijke overzichten heb ik niet beschikbaar.
Vraag 4: Heeft de NVWA voldoende capaciteit om dit type zware dierenmishandeling op te sporen en te vervolgen?
Antwoord: In de grote slachterijen is de NVWA permanent aanwezig. Daarnaast wordt met ingang van 1 januari 2018 permanent toezicht gehouden op de onbedwelmde slacht. Ook is inmiddels een pilot gestart met cameratoezicht. Het is juist door deze aanwezigheid van de NVWA dierenartsen dat getoonde overtredingen geconstateerd worden. Op basis van de rapporten van bevindingen die zij schrijven kunnen vervolgens boeterapporten of schriftelijke waarschuwingen worden opgesteld.
Vraag 5: Welke maatregelen is de minister voornemens te nemen om dit type delicten in de toekomst te voorkomen?
Antwoord: Maatregelen worden genomen volgens het Algemene en Specifieke Interventiebeleid van de NVWA. Het doel van elke interventie is, naast het doen opheffen van de overtreding, ook het voorkomen van herhaling van de overtreding.
Hieronder vindt u de vragen van de leden van de SP-fractie:
Vraag 1: Is de verslaglegging van de RTL op basis van haar website op 18 juni 2018 een correcte weergave van rapporten zoals de NVWA deze heeft gemaakt bij controles?
Antwoord: Er zijn geen zaken in de RTL-informatie gevonden die feitelijk onjuist uit de beschikbare rapporten zijn gehaald.
Vraag 2: Kan de minister een overzicht geven van het totaal aantal controles op slachterijen van de afgelopen vijf jaar?
Antwoord: Het aantal controles kan niet worden gegeven. In de grote slachthuizen is permanent toezicht en wordt iedere dag en vaak op meerdere momenten naar welzijnsaspecten gekeken. Niet ieder controlemoment wordt apart vastgelegd.
Vraag 3: Kan de minister melden bij hoeveel slachterijen overtredingen zijn geconstateerd en welke sancties zijn opgelegd? Kan zij dit weergeven per (bijvoorbeeld geanonimiseerd genummerde) slachterij?
Antwoord: Zoals ook aangegeven aan de VVD-fractie zijn bij 59 slachterijen in totaal 76 rapporten van bevindingen opgesteld en 60 schriftelijke waarschuwingen gegeven in de periode januari 2015 t/m maart 2017. De boetes varieerden van €1.500 tot €5.000. In de bijlage treft u een overzicht van de maatregelen per geanonimiseerd genummerde slachterij.
Vraag 4: Op welke momenten en in welke documenten is de Kamer de afgelopen drie jaar geïnformeerd over overtredingen bij slachterijen (aantallen overtredingen en zwaarte van overtredingen)?
Antwoord: Uw Kamer is de afgelopen drie jaar enkele keren op de hoogte gebracht over overtredingen bij slachterijen, zowel in algemene zin als in reactie op concrete situaties. Zo is in de Kamerbrief van 20 maart 2015 (33 835, nr. 12) uw Kamer geïnformeerd over de eerste resultaten van de invoering van het risicogericht toezicht. De eerste gegevens lieten toen zien dat de nieuwe aanpak effect had. In mei 2016 (33 835, nr. 34) is vervolgens gemeld dat uit (effect)metingen bleek dat de naleving van vrijwel alle risicogebieden bij kleine en middelgrote slachterijen omhoog is gegaan. Ook steeg de naleving van hygiënisch werken en dierenwelzijn bij de grote roodvleesslachterijen. Over dierenmishandeling in een Belgisch slachthuis is uw Kamer in mei 2017 (28 286, nr. 910) geïnformeerd en naar aanleiding van een bericht in NRC heeft uw Kamer in september 2017 (33 835, nr. 61) een brief ontvangen over het toezicht van de NVWA op slachthuizen. Tot slot is als reactie op het verzoek van het lid Ouwehand op 6 juli 2018 (33 835, nr. 96) een brief over de handhaving op slachterijen naar de Kamer verzonden.
Vraag 5: Wat is de capaciteit (in fte) die de NVWA in 2017, 2016 en 2015 heeft ingezet voor controle op slachterijen?
Antwoord: De NVWA heeft, bij benadering, in 2015 240 fte, in 2016 260 fte en in 2017 290 fte ingezet voor het toezicht op de slachterijen. De groei in omvang van de capaciteit is met name veroorzaakt door het verbeterplan vleesketen en het aantrekken van de markt.
Vraag 6: Hoeveel gevallen van het levend koken van slachtvee heeft de NVWA de afgelopen vijf jaar waargenomen?
Antwoord: De NVWA heeft kunnen achterhalen dat in de periode tussen 18 januari 2016 en 2 januari 2018 in totaal 6 gevallen zijn geconstateerd waarbij varkens werden gebroeid waarbij het dier nog tekenen van leven vertoonde.
Vraag 7: Hoeveel gevallen van het levend villen van slachtvee heeft de NVWA de afgelopen vijf jaar waargenomen?
Antwoord: De NVWA heeft kunnen achterhalen dat in de periode tussen 12 september 2016 en 24 oktober 2017 in totaal 3 gevallen zijn geconstateerd waarbij schapen of kalveren werden uitgeslacht waarbij het dier nog tekenen van leven vertoonde.
Vraag 8: Welke mogelijkheden voor escalatie van sancties heeft de NVWA bij herhaaldelijke constateerde overtredingen? Wordt dit op een manier bijgehouden dat inspecteurs daar meteen zicht op hebben?
Antwoord: Onder welke omstandigheden kunnen de boetebedragen worden verdubbeld of gecumuleerd, zoals ook gemeld in het antwoord aan de VVD-fractie. Indien dit in verhouding staat tot de ernst, omvang en regelmaat van de overtredingen kunnen ook herstelsancties worden opgelegd waarmee een slachthuis kan worden gedwongen orde op zaken te stellen. Een uiterste herstelsanctie vormt het schorsen of intrekken van de erkenning van een slachthuis. Inspecteurs hebben in een digitaal bedrijvendossier zicht op de inspectie- en sanctiegeschiedenis.
Vraag 9: Is er binnen de NVWA een procedure voor het geval een inspecteur van mening is dat een slachthuis dusdanig slecht functioneert dat deze gesloten zou moeten worden? Zo ja, kan de minister deze procedure in detail toelichten?
Antwoord: Slachthuizen die slecht functioneren worden besproken in een periodiek handhavingsoverleg binnen de NVWA. Daar wordt bepaald welke aanvullende maatregelen genomen moeten worden om naleving van wet- en regelgeving te bewerkstelligen en te voorkomen dat het bedrijf op deze wijze de werkzaamheden continueert. Het schorsen van de erkenning is daarbij een van de instrumenten die ingezet kan worden.
Vraag 10: Hoe is te verklaren dat bij het door RTL omschreven “slachthuis 23” in een relatief korte periode 11 afzonderlijke zware overtredingen zijn geconstateerd zonder dat dit heeft geleid tot het oplopen van sancties of bijvoorbeeld sluiting?
Vraag 11: Is het juist dat het door RTL omschreven “slachthuis 23” inmiddels is gesloten? Is dit op last van de NVWA gebeurd? Wat was hiervoor de (uiteindelijke) aanleiding?
Antwoord 10 en 11: Bij de elfde, door RTL genoemde overtreding is het boetebedrag verhoogd tot €4.500 vanwege recidive. De NVWA heeft aan slachthuis 23 op 14 december 2015 een voornemen tot schorsing van de erkenning kenbaar gemaakt, onder andere in verband met de geconstateerde welzijnsovertredingen. Tot een daadwerkelijke schorsing is het niet gekomen, omdat dit slachthuis inmiddels was gesloten. Uiteindelijk is de beslissing tot sluiting een zelfstandige beslissing van de exploitant geweest.
Hieronder vindt u de vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie:
Vraag 1: Veel mensen veronderstellen dat dieren die in een sterrensysteem of biologisch(dynamisch) zijn gehouden op een andere manier worden geslacht dan dieren uit de gangbare veehouderij, kunt u verhelderen of er verschillende slachtpraktijken bestaan voor dieren uit verschillende houderijsystemen?
Antwoord: Alle aan een slachthuis aangeboden slachtdieren worden conform de hiervoor geldende wettelijke regels geslacht. Er zijn geen specifieke eisen voor het slachtproces van biologisch(dynamisch) gehouden dieren of dieren afkomstig uit een sterrensysteem.
Vraag 2: Deelt de minister de mening dat ook binnen het ‘geaccepteerde’ slachtproces al veel dierenleed verborgen zit, bijvoorbeeld de C02-bedwelming en het elektrisch waterbad? Zo nee, kan zij dit toelichten?
Antwoord: Het doden van dieren en de daarmee verband houdende activiteiten kunnen angst, stress of andere vormen van lijden bij de dieren veroorzaken. Elke bedwelmingsmethode heeft nadelen. De genoemde bedwelmingsmethoden zijn toegestaan krachtens Verordening (EG) Nr. 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden. Exploitanten van slachthuizen moeten er voor zorgen dat de door hen gebruikte bedwelmingsmethoden optimaal worden toegepast zodat de dieren elke vermijdbare vorm van pijn spanning of lijden wordt bespaard.
Vraag 3: Kan de minister een overzicht geven van de snelheden van de slachtlijnen per diersoort, waaronder de minimale en de maximale snelheid zoals gemeten per slachthuis en de gemiddelde snelheid?
Vraag 4: Op welk wetenschappelijk onderzoek of op welke inzichten vanuit de NVWA of andere deskundige organisaties zijn de snelheden van de verschillende slachtlijnen gebaseerd? Kan de minister deze onderzoeken of aanbevelingen aan de Kamer sturen?
Antwoord 3 en 4: In principe kan een slachthuis zelf de slachtsnelheid bepalen, de EU-regelgeving of de NVWA heeft daar geen concrete normen voor. Wel moet de snelheid zodanig zijn dat er aan de regels voor bedwelmen en verbloeden van de dieren kan worden voldaan, dat er hygiënisch geslacht kan worden en dat de keuring na het slachten onder adequate omstandigheden kan worden uitgevoerd. Daarnaast spelen diersoort en type dier, de grootte en de aanwezige voorzieningen van het slachthuis een belangrijke rol bij het bepalen van de uiteindelijke bandsnelheid. De slachthuisexploitant dient tijdens het slachten ervoor te zorgen dat voortdurend aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan. De NVWA ziet hier bij haar toezicht op toe en grijpt in als één van deze voorwaarden niet in orde is, bijvoorbeeld door het verlagen van de bandsnelheid. Dit betekent dat de slachtsnelheid gedurende een dag kan fluctueren. In de grote slachthuizen worden 500 tot 700 varkens per uur geslacht, 150 tot 200 kalveren en 50 tot 70 runderen.
Vraag 5: Kan de minister bevestigen dat een te hoge snelheid van de slachtlijn zorgt voor een toename van het aantal fouten en/of overtredingen in het slachtproces? Zo ja, welke mogelijkheden ziet zij om hiertegen op te treden? Zo nee, op basis van welke bronnen komt zij tot deze conclusie?
Antwoord: Een te hoge slachtsnelheid kan leiden tot problemen met hygiënisch slachten of de keuring na het slachten. Conform de geldende Europese wet- en regelgeving moeten slachthuisexploitanten ervoor zorgen dat het slachtproces op een zodanig wijze plaats vindt dat verontreiniging van het vlees wordt voorkomen. Tevens moeten zij de instructies van de NVWA opvolgen zodat deze de keuring na het slachten onder adequate omstandigheden kan uitvoeren. De NVWA kan dan eisen om de slachtsnelheid te verlagen zodat er voldoende tijd is voor de keuring na het slachten. Als hygiënisch slachten een structureel probleem wordt kan de NVWA ook ingrijpen zoals besluiten dat de slachtsnelheid verlaagd wordt; het slachten kan in deze gevallen zelfs gestopt worden. Dat heeft bijvoorbeeld plaatsgevonden bij ‘slachthuis 23’ uit de RTL-berichtgeving.
Vraag 6: Kan de minister een overzicht geven van de inspecties en de opgelegde maatregelen bij het slachthuis in Drachten over de afgelopen vijf jaar?
Vraag 14: Is de minister bereid de namen van de slachthuizen die overtredingen begaan, openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6 en 14: De NVWA gaat over tot actieve openbaarmaking. Dit betekent dat de komende maanden een naleefmonitor van de roodvleesketen met bedrijfsnamen openbaar zal worden gemaakt. Deze openbaarmaking zal een beeld geven van de staat van dierenwelzijn en hygiëne bij slachthuizen in Nederland. De namen van slachthuizen en de door hen gepleegde overtredingen zullen binnen de juridische kaders van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) openbaar worden gemaakt.
Vraag 7: Kan de minister aangeven welke divisie binnen de NVWA heeft gehandhaafd bij het slachthuis in Drachten en welke divisie binnen de NVWA heeft gehandhaafd bij de slachthuizen uit het onderzoek van RTL Nieuws?
Antwoord: De dierenartsen van de directie Keuren van de NVWA zijn belast met het permanente toezicht op de naleving van welzijnsregels voor het doden van dieren in slachthuizen. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan aanleiding vormen voor eventueel strafrechtelijk onderzoek worden buitengewoon opsporingsambtenaren, werkzaam bij directie Handhaven, ingeschakeld.
Vraag 8: Kan de minister bevestigen dat veel wachtruimtes in slachthuizen niet zijn toegerust op de grote aantallen dieren die soms ineens worden aangeleverd, waardoor bij heet weer veel extra dierenleed ontstaat?
Antwoord: Slachthuizen dienen de aanvoer van de dieren zorgvuldig te plannen en ervoor te zorgen dat er voldoende wachtruimte is voor alle aangevoerde dieren. Als de dieren een deel van de wachttijd moeten doorbrengen in het voertuig op het terrein, moet die tijd zoveel mogelijk beperkt worden en moet er worden gezorgd voor schaduw en ventilatie.
Vraag 9: Kan de minister bevestigen dat het plaatsen van ventilatoren buiten onvoldoende is om de temperatuur voor de dieren dragelijk te maken?
Antwoord: In bepaalde gevallen kan het zo zijn dat het (alleen) plaatsen van ventilatoren onvoldoende is om de temperatuur in het voertuig binnen acceptabele grenzen te houden. In dat geval moeten altijd aanvullende maatregelen worden genomen zoals het zorgen voor schaduw.
Vraag 10: Is de minister bereid maatregelen te treffen tegen het probleem van het wachten van wagens met dieren in heet weer? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Het Nationaal plan voor veetransport tijdens extreme temperatuursomstandigheden is op 1 juli 2016 in werking getreden. In dit plan staat aangegeven bij welke temperaturen er extra maatregelen genomen kunnen worden en welke verantwoordelijkheden de verschillende organisaties hebben. Tijdens het transport onder extreme weersomstandigheden geldt onverkort de verantwoordelijkheid van de vervoerder voor het welzijn van de dieren. De invulling hiervan blijkt uit de protocollen van de veehandelaren/transporteurs en slachthuizen. Deze beschrijven bijvoorbeeld dat tijdens een tussenstop bij warm weer overdag het voertuig in de schaduw moet worden geplaatst. Bij extreme temperaturen monitoren slachterijen de dierenwelzijnsstatus bij aankomst en plannen het transport optimaal. Hierdoor wordt de wachttijd onder extreme temperaturen voor de dieren zo veel mogelijk beperkt. De NVWA voert bij extreme hitte extra controles uit op transporten met extra aandacht voor temperatuur, noodplan, watervoorziening en ventilatie.
Vraag 11: Hoe beoordeelt de minister het feit dat (een deel van) de misstanden die door het onderzoek van RTL Nieuws aan het licht zijn gekomen, zich hebben voorgedaan onder het toeziend oog van een inspecteur?
Antwoord: Alle informatie over overtredingen in slachthuizen die RTL-Nieuws naar buiten heeft gebracht is afkomstig van NVWA-inspecteurs. Zij hebben niet alleen toegezien maar ook ingegrepen en rapporten van bevindingen opgesteld die in veel gevallen hebben geleid tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
Vraag 12: Wat betekent dit volgens de minister voor de slachtpraktijk op het moment dat er geen inspecteur bij aanwezig is?
Antwoord: Exploitanten van slachthuizen zijn verantwoordelijk voor het correct uitvoeren van het doden en alle daarmee verband houdende activiteiten. De NVWA gaat steekproefsgewijs na of slachthuizen deze verantwoordelijkheid nemen. Bij slachthuizen met permanent toezicht is dit meerdere keren per dag; bij de andere slachterijen zijn dit gerichte controles. Dit betekent in zijn aard dat een overtreding gemist kan worden. Als tijdens een steekproef echter een overtreding wordt vastgesteld wordt altijd een herinspectie uitgevoerd.
Vraag 13: Kan de minister aangeven of de rapporten die RTL Nieuws ontvangen heeft naar aanleiding van hun Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)verzoek alle rapporten zijn die de NVWA inspecteurs hebben geschreven of zijn er nog rapporten die RTL Nieuws niet ontvangen heeft?
Antwoord: Het verzoek van RTL Nieuws betrof uitsluitend de rapporten uit 2015, 2016 en het begin van 2017 die betrekking hebben op overtredingen waarvoor boetes zijn opgelegd. Een aantal rapporten is niet verstrekt omdat tegen de openbaarmaking daarvan bezwaarschriftprocedures lopen. Rapporten met betrekking tot overtredingen waarvoor geen boetes zijn opgelegd of alleen schriftelijke waarschuwingen zijn niet verstrekt.
Vraag 15: Op welke wijze houdt de minister toezicht op de inspecties die door de NVWA worden uitgevoerd en de bevindingen daarbij?
Antwoord: Op mijn verzoek stelt de NVWA een jaarplan op, waarin aangegeven wordt waarop het toezicht in het betreffende kalenderjaar gericht wordt. Na mijn vaststelling gaat de NVWA over tot uitvoering hiervan. De NVWA rapporteert vervolgens twee keer per jaar over de voortgang. Daarnaast word ik continu door de NVWA geïnformeerd over actuele kwesties.
Vraag 16: Op welke wijze rapporteert de NVWA aan de minister? Ziet zij de daadwerkelijke inspectierapporten of beoordeelt zij uitsluitend de naleefmonitor?
Antwoord: De NVWA informeert mij door middel van nota’s en voortgangsrapportages. Het opstellen en beoordelen van inspectierapporten heb ik aan de NVWA gemandateerd.
Vraag 17: Welke nalevingspercentages zijn voor de minister acceptabel en bij welke percentage ziet zij noodzaak om maatregelen te treffen of nader onderzoek in te stellen? Kan zij dit onderbouwen?
Antwoord: Voor mij is het belangrijk dat bedrijven zich aan wet- en regelgeving houden. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor dierenwelzijn en voedselveiligheid binnen hun bedrijf. Vervolgens ziet de NVWA hierop toe. De percentages uit de naleefmonitor laten zien in welk deel van de gevallen de bedrijven uit zichzelf voldoen aan de wet- en regelgeving en in welk deel van de gevallen een interventie van de NVWA nodig was om dit af te dwingen. In de ideale situatie leven alle bedrijven in alle gevallen volledig de wet na. In dat geval zou de naleving op 100% liggen. Aangezien de praktijk weerbarstiger is liggen de percentages lager, maar dat neemt niet weg dat ik vind dat de sector ernaar moet streven om hier zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Ik leg binnenkort de streefcijfers vast voor de niveaus van naleving met het doel om verdere verbeteringen in de sector door te voeren. Daarnaast geldt dat bedrijven die structureel de fout in gaan een verscherpte aanpak krijgen met als doel de naleving te vergroten en te voorkomen dat het bedrijf op deze wijze de werkzaamheden continueert.
Vraag 18: Deelt de minister de mening dat een nalevingspercentage een andere indruk wekt dan een concreet aantal overtredingen, bijvoorbeeld in het geval van het gemiddelde nalevingspercentage van 86,9% bij de vraag of het fixeren correct wordt uitgevoerd tijdens de inspectie van onbedwelmde slacht? Wat betekent dit concreet: in hoeveel gevallen en bij hoeveel dieren is het fixeren bij onbedwelmde slacht niet goed uitgevoerd in dit tijdvak?
Antwoord: Een nalevingspercentage wordt gebruikt om een verhouding aan te geven en betreft in dit geval een gemiddelde score voor de slachterijen die onbedwelmd slachten voor de risicogerichte inspecties ‘welzijn bedwelmen en doden’. Uit het percentage kan worden afgeleid in welk deel van de gevallen de naleving niet voldoet. Door dit percentage te monitoren kan worden vastgesteld of er sprake is van verbetering of verslechtering. Het concreet aantal overtredingen is hiervoor geen goede indicator. Er is niet aan te geven om hoeveel dieren het gaat, omdat dit niet structureel door de NVWA wordt vastgelegd.
Vraag 19: Wat betekent het voor het dier als de fixatie niet goed is uitgevoerd?
Vraag 20: Hoe verloopt de rest van het slachtproces bij een niet goed uitgevoerde fixatie en wat betekent dit voor de extra lijdensweg die het dier daardoor ondergaat?
Antwoord 19 en 20: Het doel van fixatie is het beperken van de bewegingsvrijheid van het dier zodat het doeltreffend kan worden bedwelmd, of aangesneden, in geval van onbedwelmde slacht. Fixeren veroorzaakt vrijwel altijd spanning bij de dieren en moet daarom zo kort mogelijk duren. Een “niet goed uitgevoerde fixatie” kan inhouden dat het dier teveel bewegingsvrijheid heeft waardoor bijvoorbeeld het bedwelmen wordt bemoeilijkt. Het kan ook inhouden dat bij de fixatie teveel druk wordt uitgeoefend of langer duurt dan strikt noodzakelijk is. Dieren die onbedwelmd worden geslacht, moeten gefixeerd blijven totdat ze het bewustzijn hebben verloren. Het is dan extra belangrijk dat het fixatietoestel goed passend is en goed wordt gebruikt, zodat dat er geen vermijdbaar lijden optreedt.
Vraag 21: Wat betekent het voor het dier als het steken en verbloeden niet correct wordt uitgevoerd?
Antwoord: Dit verschilt per geval. In het geval dat er een reversibele (omkeerbare) bedwelmingsmethode is toegepast, bijvoorbeeld een elektrische kopbedwelming, kan het betekenen dat het dier onvoldoende snel bloed verliest. Dat kan er toe leiden dat het dier tijdens het verbloeden tekenen van (terugkerend) bewustzijn vertoont of dat een dier aan het einde van de verbloedingslijn nog tekenen van leven vertoont. Overigens moeten slachthuizen bij alle dieren eerst vaststellen dat ze geen tekenen van leven meer vertonen vóórdat ze verder uitgeslacht of gebroeid worden. Als een irreversibele (onomkeerbare) bedwelmingsmethode wordt toegepast, bijvoorbeeld penetrerend penschieten, zal niet correct steken of snijden en verbloeden in het algemeen geen gevolgen hebben voor het welzijn van het dier. Dit geldt natuurlijk alleen als deze bedwelming correct is uitgevoerd.
Vraag 22: Wat betekent het voor het dier als de bedwelming niet correct wordt toegepast en wat betekent dit voor de extra lijdensweg die het dier daardoor ondergaat?
Antwoord: Als de bedwelming onvoldoende effectief was en dit niet (op tijd) wordt onderkend, wordt het dier onbedwelmd aangesneden. Ook kan een niet correcte bedwelming zelf pijn en lijden veroorzaken. Voorbeelden hiervan zijn dat bij het penetrerend penschieten het toestel niet correct geplaatst wordt, waardoor het dier niet bewusteloos raakt en wel een pijnlijke klap ervaart of bij elektrische bedwelming de elektroden niet correct geplaatst worden en/of de stroomsterkte onvoldoende is, waardoor het dier niet bewusteloos raakt en wel een pijnlijke elektrische schok ervaart.
Vraag 23: Wordt het toezicht geïntensiveerd indien een duidelijke daling van de naleving op een bepaald punt wordt gesignaleerd? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: Als er een overtreding geconstateerd wordt moet er conform het interventiebeleid altijd een herinspectie plaatsvinden. Tevens komen slachthuizen met meer overtredingen door het risicogebaseerde toezichtsysteem van de NVWA, terecht in een regime met een hogere controlefrequentie. Deze controlefrequenties worden jaarlijks per slachthuis vastgesteld.
Vraag 24: Herkent de minister de zorgen die zijn geuit door NVWA-dierenartsen tijdens een bijeenkomst waarbij FNV-toehoorders aanwezig waren, onder andere over het niet respecteren van hun arbeidsvoorwaarden, het feit dat zij te veel worden ingeroosterd, het vele werk dat zij moeten verrichten en over integriteitskwesties?
Vraag 28: is de minister bereid om de Kamer inzicht te geven in deze achterbanraadpleging door de notulen hiervan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 24 en 28: De NVWA heeft op meerdere momenten en in meerdere vormen overleg met het personeel. Zo zijn er de verschillende (in)formele overleggen met de medezeggenschap, medewerkersbijeenkomsten met directieraadleden en periodieke (medewerker tevredenheid) onderzoeken. Op die manier kunnen signalen van medewerkers op meerdere manieren bij het management van de NVWA terecht komen. Op 11 april jl. heeft de OR NVWA een achterbanraadpleging gehouden onder een deel van haar achterban van de NVWA, de toezichthoudend dierenartsen. De uitkomsten hiervan zijn met de collega’s en het management gedeeld en betreffen grotendeels bekende onderwerpen, zoals het tekort aan dierenartsen en de vraagstukken die dit met zich mee brengt. Aan de belangrijkste drie thema’s die zijn aangekaart (roosters, spanning professionele ruimte versus productie en management) is en wordt veel aandacht besteedt. Het management is hierover ook met de OR in gesprek. Over de achterbanraadpleging heeft de OR NVWA intern gerapporteerd. Deze notulen zijn niet van de bestuurder, maar van de Ondernemingsraad.
Vraag 25: Kan de minister uiteenzetten welke integriteitskwesties er spelen?
Antwoord: Dit voorjaar heeft de NVWA met de toezichthoudend dierenartsen een inventarisatie gedaan van integriteitsrisico’s die spelen bij het toezicht op het slachtproces. Daarbij zijn de aandachtsgebieden disuniformiteit in beoordeling, werkdruk en verstrengeling van belangen geduid, waardoor de integriteit van de inspecteur in het keuringsproces onder druk kan komen te staan. De bij deze inventarisatie geconstateerde risico’s zijn gewogen en waar nodig van beheermaatregelen voorzien, waarmee de NVWA in control is en blijft op die risico’s.
Vraag 26: Bereiken dit soort signalen vanuit de NVWA-medewerkers de minister ook? Op welke wijze is geborgd dat dergelijke signalen van de werkvloer naar boven komen?
Vraag 27: Wat heeft de minister gedaan met eerdere signalen die hierover zijn afgegeven, onder andere door de leden van de Partij voor de Dieren-fractie?
Antwoord 26 en 27: De afgelopen periode heeft de NVWA, mede op basis van signalen, geïnvesteerd in het integriteitsbewustzijn en de meldingsbereidheid van de werkvloer en de afhandeling daarvan. Er is uitgebreid aandacht besteed aan bewustzijn voor gevolgen voor organisatie en collega’s bij integriteitsschendingen en daarmee voor nut en noodzaak van melden. Sinds 2017 is een integriteitscoördinator binnen de NVWA aangesteld voor beleid, toezicht en handhaving integriteit. De procedure voor opvolging en afhandeling van die meldingen is geactualiseerd en er is toezicht op de handhaving van dat beleid door deze integriteitscoördinator. Daarnaast kan de medewerker gebruikmaken van de mogelijkheid om dit te melden bij een vertrouwenspersoon, binnen of buiten de NVWA. Integriteitskwesties worden besproken tussen medewerker en leidinggevende. Naast melding bij vertrouwenspersonen kunnen medewerkers en leidinggevenden ook direct melden bij de beveiligings- en de integriteitscoördinator. De meeste meldingen komen ook rechtstreeks bij hen terecht.
Vraag 29: Bereiken de minister signalen dat er binnen de NVWA sprake is van intimidatie en een angstcultuur? Zo ja, welke en hoe heeft zij op die signalen gereageerd? Zo nee, denkt zij dat die signalen er niet zijn of dat ze haar gewoon niet bereiken?
Antwoord: Ik herken het beeld dat in de vraag geschetst niet. Ook heb ik in de diverse ontmoetingen die ik inmiddels met NVWA medewerkers heb gehad, geen signalen gehad die daarop wijzen. Binnen de NVWA kunnen zaken besproken worden tussen de medewerker en leidinggevende. Wanneer een medewerker een onderwerp niet met zijn leidinggevende kan bespreken, dan kan hij terecht bij de naast hogere leidinggevende of een vertrouwenspersoon.
Vraag 30: Is het de minister bekend dat de situatie zich weleens voordoet dat NVWA-inspecteurs geen rapporten schrijven bij misstanden, omdat ze aangeven hier geen tijd voor te krijgen van hun teammanager? Zo nee, kan zij deze situatie uitsluiten?
Antwoord: Het schrijven van rapporten maakt onderdeel uit van het werk van de inspecteurs. Leidinggevenden hebben opdracht hiervoor tijd beschikbaar te stellen. Wanneer een medewerker een volle dagplanning heeft kan het zijn dat hij op het moment zelf geen ruimte heeft om een rapport te schrijven wanneer een overtreding geconstateerd wordt. In overleg met de teamleider wordt dan bepaald of er alsnog ruimte wordt gemaakt om het rapport die dag te schrijven of dat dit op een later moment kan.
Vraag 31: Kan de minister inzichtelijk maken hoe vaak er in de afgelopen twee jaar een verzoek van een NVWA-inspecteur is uitgegaan voor het krijgen van meer tijd voor het schrijven van rapporten?
Antwoord: Dit wordt niet bijgehouden. Indien medewerkers te weinig tijd hebben voor de uitvoering van hun werkzaamheden dan kunnen zij dit bespreken met hun leidinggevende.
Vraag 32: Vindt de minister het aannemelijk dat, vanwege gebrek aan tijd en capaciteit, misstanden wel worden geconstateerd maar niet gerapporteerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt zij dit en welke mogelijkheden liggen er om hier wat aan te doen?
Antwoord: De medewerker heeft altijd de mogelijkheid om misstanden te rapporteren. Indien hij hierbij in de knel komt met een volgende activiteit dan lost hij dit in eerste instantie zelf op. Indien hij hier niet uitkomt dan betrekt hij zijn leidinggevende. Ik kan echter niet uitsluiten dat de situatie die in de vraag geschetst wordt, zich soms in de praktijk voordoet.
Vraag 33: Kan de minister inzichtelijk maken in hoeverre de managementlaag binnen de NVWA ook vakinhoudelijk kennis van zaken heeft?
Antwoord: De kennis van het vak ligt primair bij de professionals en het is een van de taken van het management om te zorgen dat de professional in staat is zijn werk naar behoren te kunnen uitvoeren. De managers van de NVWA zijn verantwoordelijk voor zowel sturing op de te behalen (team)resultaten, het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van medewerkers als voor verbeteringen van het vakgebied en de processen. Dit veronderstelt dat de managers affiniteit met en/of kennis hebben van de inhoud én in staat zijn het gesprek aan te gaan met de medewerkers.
Vraag 34: Is het de minister bekend dat bij het uitvoerend personeel er behoefte is aan management dat ook vakinhoudelijk bekwaam is?
Antwoord: Bekend is dat managers inhoudelijk betrokken moeten zijn bij het werk van de professionals. Dit is overigens iets anders dan dat de manager het werk ook zelf moet kunnen uitvoeren.
Vraag 35: Is de minister bereid om het management dusdanig op te leiden zodat zij ook keuzes kunnen maken waardoor uren en capaciteit voor voedselveiligheid en dierenwelzijn beter worden gealloceerd?
Antwoord: Het toezicht in de slachterijen is gericht op wettelijke eisen ten aanzien van voedselveiligheid en dierenwelzijn. De leidinggevenden zijn zodanig opgeleid dat er voldoende oog is voor coaching, sturing en innovatie. Daarmee zijn zij in staat om een afweging te maken in de doelmatige inzet van de inspecteurs.
Vraag 36: Wat voor maatregelen worden er getroffen bij het constateren van het niet naleven van de regels? Gelden er maatregelen voor alle onderdelen zoals benoemd in het tabellenboek? Kan de minister bevestigen dat de onderdelen zoals benoemd in het tabellenboek vrijwel allemaal wettelijke vereisten zijn?
Antwoord: Zoals ook gemeld aan de CDA-fractie is bestuursrechtelijke handhaving als uitgangspunt in de Wet dieren voorgeschreven. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven schrijft de wetgever voor dat een overtreding aan het Openbaar Ministerie wordt voorgelegd voor eventueel strafrechtelijk optreden. De naleefmonitor heeft betrekking op de naleving van wettelijke vereisten en deze kunnen allen worden gehandhaafd met behulp van deze maatregelen.
Vraag 37: Kan de minister uiteenzetten hoe vaak in de afgelopen tien jaar gebruik is gemaakt van het strafrecht bij (notoire) overtreders?
Antwoord: Bestuursrechtelijke handhaving is als uitgangspunt in de Wet Dieren opgenomen. Overtredingen in slachthuizen worden dus in beginsel bestuursrechtelijk afgedaan. Voor een overzicht hiervan verwijs ik naar de tabel in de bijlage. Daarnaast is in de afgelopen vijf jaar vijf keer een strafrechtelijk proces verbaal opgemaakt voor overtredingen geconstateerd in een slachthuis. De NVWA hanteert een wettelijke bewaartermijn van vijf jaar.
Vraag 38: Kan de minister verklaren waarom vaak wordt uitgegaan van bestuursrecht in plaats van het strafrecht? Is het mogelijk dat niet alle inspecteurs op de hoogte zijn van de mogelijkheden tot handhaving via strafrecht en dat er dus kennis en expertise bij zowel de inspecteurs als het management ontbreekt?
Antwoord: Zoals ook benoemd in het antwoord op de vraag van de CDA-fractie schrijft de Wet dieren bestuursrechtelijke handhaving als uitgangspunt voor. Indien de ernst van de overtreding of de omstandigheden waaronder zij is begaan daartoe aanleiding geven schrijft de wetgever voor dat een overtreding aan het Openbaar Ministerie wordt voorgelegd voor eventueel strafrechtelijk optreden. De inspecteurs en het management zijn op de hoogte van de mogelijkheden van toepassing van het strafrecht. De NVWA is overigens bezig om intern nadere aandacht te schenken aan het optimaliseren van de keuze voor bestuursrecht en strafrecht zodat er uniformer en effectiever wordt gehandhaafd.
Vraag 39: Kan de minister uiteenzetten hoe vaak de NVWA gebruik maakt van de mogelijkheid om getuigschriften van personeel dat ernstige overtredingen begaat in te trekken?
Antwoord: Deze bevoegdheid bestaat maar daar is tot nu toe geen gebruik van gemaakt. In haar handhaving heeft de NVWA zich tot nu toe geconcentreerd op de exploitant als eindverantwoordelijke voor het slachthuis en niet op het personeel. Ik zal laten onderzoeken in hoeverre de mogelijkheid tot het schorsen of intrekken van getuigschriften een toegevoegde waarde bij de handhaving kan hebben.
Vraag 40: Kan de minister zich indenken dat er sprake kan zijn van intimidatie van de toezichthoudende dierenartsen, wanneer steeds hetzelfde slachthuis een overtreding begaat en dezelfde persoon herhaaldelijk een boeterapport schrijft of zelfs de band stil moet leggen?
Antwoord: Het management heeft hier extra aandacht voor en ondersteunt de dierenartsen hierbij, onder meer door hen te rouleren.
Vraag 41: Deelt de minister de mening dat NVWA-inspecteurs beschermd moeten worden en zich op geen enkele manier geremd mogen voelen om overtredingen te melden?
Antwoord: Ja.
Vraag 42: Vindt de minister dat NVWA-dierenartsen te streng zijn opgeleid of overijverig zijn, zoals werd beweerd na de sluiting van het recent geopende slachthuis van Vion in Leeuwarden? Wat vindt de minister ervan dat dit wordt beweerd? Erkent de minister dat dit een sterke druk geeft om maar minder streng te handhaven?
Antwoord: De kwaliteit van de dierenartsen staat niet ter discussie. Wel onderzoekt de NVWA in samenspraak met de dierenartsen op welke wijze de uniformiteit in het hele land kan worden geborgd.
Vraag 43: Wat vindt de minister ervan dat ook een pluimveeslachthuis en zijn leveranciers het afgelopen jaar de NVWA hebben aangeklaagd wegens te streng toezicht en claimen dat er daardoor oneerlijke concurrentie is ontstaan met andere slachthuizen met “minder strenge dierenartsen”?
Antwoord: Het staat de bedrijven vrij om procedures te starten. Voor de NVWA is van belang dat elke partij zijn verantwoordelijkheid neemt op het gebied van voedselveiligheid en dierenwelzijn. Overigens heeft de rechter de NVWA in deze zaak in het gelijk gesteld.
Vraag 44: Erkent de minister dat dergelijke intimidatiepraktijken ertoe kunnen leiden dat het gemelde aantal misstanden in slachthuizen en op veetransporten lager is dan in werkelijkheid het geval is?
Antwoord: Intimidatie van medewerkers van de NVWA is onaanvaardbaar. De NVWA ondersteunt haar medewerkers daarom in het voorkomen van dergelijke situaties en treedt op, op het moment dat dit voorkomt, bijvoorbeeld door de keuring te staken. De productie kan dan pas weer worden hervat nadat het bedrijf in een gesprek met de NVWA heeft aangegeven dat er geen intimidatie meer zal plaatsvinden. De minister gaat ervan uit dat het aantal gevallen van ongemelde gevallen van intimidatie beperkt is en dus geen verborgen misstanden verbergt.
Bron: RVO