Het vertrouwen bij ondernemers in de varkenshouderij was in het eerste kwartaal van 2019 sterk toegenomen. Echter door een sterke teruggang in het tweede kwartaal van 2019 is het vertrouwen weer terug op een normaal niveau.
De index daalde bijna 15 punten en staat nu op bijna 13 punten. De stemming op het bedrijf daalde met ruim 5 punten maar de toekomstige situatie op het bedrijf daalde veel sterker namelijk met 24 punten. Beide indexen vormen samen de Agro Vertrouwensindex.
Over de huidige situatie op het bedrijf zijn ondernemers in de varkenshouderij, ondanks de daling van 5 punten, in de recentste meting redelijk positief gestemd. De index is bijna 19 punten en is daarmee net iets hoger dan die van de totale land- en tuinbouw.
Varkenshouders zijn positiever dan een kwartaal geleden
Als ondernemers terugkijken op het jaar (conjunctuurindex laatste 12 maanden) zijn ze veel positiever dan een kwartaal geleden. Deze index verbeterde in de afgelopen twee kwartalen zo wie zo sterk. In het tweede kwartaal 2019 nam de index met 17,5 punt toe. Vooral door een sterk verbeterde opbrengstprijs, ondanks hogere kosten en lagere producties.
De verwachtingen van ondernemers voor de middellange termijn fluctueren sterk. Dit keer zijn deze sterk negatiever dan een kwartaal eerder. Hoewel de index tussen eind 2018 en het eerste kwartaal van 2019 sterk was gestegen met 15 punten, daalt de index nu weer sterk met 23 punten. Naar de redenen voor deze fluctuaties wordt in deze meting niet gevraagd dus oorzaken kunnen niet worden geduid. Voor actuele ontwikkelingen in de varkenshouderij kunt u de barometer agrarische sectoren raadplegen. De index staat nu op 7 punten en is hiermee hoger dan voor de totale land- en tuinbouwindex.
Ook over de verwachte situatie voor de komende 12 maanden zijn de ondernemers negatief gestemd. De index daalde 31 punten en komt net boven nul uit. De verklarende factoren geven aan dat ondernemers in de varkenshouderij de komende 12 maanden een zeer sterke verslechtering van de opbrengstprijzen verwachten bij een wat lagere productie.
Bron: Wageningen Universiteit