‘Wanneer de boeren niet meer klagen, nadert het einde der dagen’, luidt een oud spreekwoord. Agrariërs hebben dus altijd wel wat te mopperen. Dat is tegenwoordig niet anders; denk maar aan lagere marges, meer regels en een afnemend aantal bedrijfsopvolgers. Toch is er nog altijd voldoende ruimte voor ondernemerschap, zo stelt Henk Kievit, agrarisch econoom en ondernemerschapsexpert van de Nyenrode Business Universiteit.
Bedrijfsopvolging: kijk verder dan je eigen kroost
Hoe is het gesteld met de nieuwe generatie agrarisch ondernemers?
“Op het eerste gezicht is bedrijfsopvolging een groot probleem in Nederland. Het merendeel van alle boerenbedrijven is een familiebedrijf en de kinderen van de boer laten steeds vaker de ratio boven de emotie prevaleren. Maar je moet als ondernemer verder kijken dan je eigen kroost. Ik geef les op het HBO en zie daar genoeg jongeren die agrarisch ondernemer willen worden.
Financieringsproblemen bij jonge boeren
Het bedrijfsopvolgingsprobleem is een financieringsprobleem: als je wil gaan boeren, word je geacht de grond te kopen. Dat werkt niet. De gemiddelde prijs van Nederlandse landbouwgrond is de afgelopen zeven jaar met dertig procent gestegen. Een soort Wopke-Wiebes-fonds voor aankoop van agrarische grond zou mooi zijn. Met de huidige lage rentestand zou de sector zelf in staat moeten zijn om dit te organiseren. Jongere generaties kijken sowieso anders aan tegen eigendom; ik denk dat pacht als bedrijfsvorm belangrijker wordt.”
Mansholt-paradigma
Hoe moeten we de toegenomen regeldruk bezien?
De regeldruk heeft de sector voor een deel te danken het Mansholt-paradigma: nooit meer honger; hoe efficiënter we alles organiseren, hoe beter. Kijk naar de kalversector. Dat is een reststroomindustrie van de Nederlandse melkveehouderij. We zijn er zo akelig goed in geworden dat we per jaar 800.000 kalveren importeren. De milieueffecten zijn voor ons. In Barneveld, waar ik woon, zijn stikstof en fijnstof een serieus probleem. In mijn optiek is veeteelt voor de wereldmarkt een aflopende zaak in Nederland. Bij andere agrisectoren zal de hang naar schaalvergroting aanhouden, maar ook daar zal de wetgever in de komende decennia eisen dat dit samen gaat met ketenverkorting, dus dat input en output meer en meer in de eigen regio plaats heeft. Hoe groot die regio dan is, is een andere vraag.
Regelgeving biedt kansen voor boeren bij korte ketens
Korte ketens bieden niet altijd antwoord op de grootste uitdaging van de agrarische ondernemer: de krappe marges
“Consumenten geven 8-10 procent van hun besteedbaar inkomen uit aan voeding. Dat moet omhoog. In Zwitserland betaal je in de winkel 48 cent voor een ei, in Nederland is dat de helft. Hier kan regelgeving helpen. Los daarvan liggen er kansen voor de ondernemende boer of tuinder.
Meer feeling met behoeften van de consument
Het voordeel van een korte keten is dat de boer meer feeling krijgt met de behoeften van de consument. Op lokale schaal zie je dat supermarkten bereid zijn hun data te delen met de boer. En ook een nieuwkomer als Picnic bewandelt deze weg. Dat is hoopvol. Het eetgedrag van de stedelijke consument verandert en data-gedreven productinnovatie kan leiden tot hogere marges. Daarnaast is het ook gewoon een spel van marktmacht. Om de grote supermarktketens te bewegen data en marge af te staan moeten boeren zich beter organiseren. Hier is een rol weggelegd voor agrarische coöperaties. Zij zijn na het wegvallen van de productschappen het enige platform dat een vuist kan maken.”
Boeren moeten oog voor de markt creëren
Is dat het hele antwoord?
Het merendeel van de Nederlandse boeren en tuinders is ondernemend en beschikt over een groot aanpassingsvermogen. Maar wel bínnen het bestaande systeem. Kleinere bedrijven, die minder gemakkelijk mee kunnen in de aanhoudende trend naar schaalvergroting, doen er goed aan om hun bedrijfsmodel tegen het licht te houden, bijvoorbeeld via het canvas-model van Osterwalder. Dit helpt om weer oog voor de markt te krijgen. Wie is de eindklant van mijn product en voor welke consument wil ik produceren? Wat zijn de sterke en zwakke punten van mijn bedrijf? Hoe maak ik optimaal gebruik van mijn middelen? Ik heb grond en schuren, kan ik inspelen op de eiwittransitie door meelwormen of sprinkhanen te kweken?
Sommige boeren en tuinders besluiten alleen nog maar voor een niche of de regio te produceren en beginnen een landwinkel of gaan kefir maken. Ze stappen in de productie van microgroenten met een sterke smaak. Of denk aan die Limburgse boerenzoon die het bedrijf van zijn vader overneemt maar stopt met melkvee en een voedselbos begint. De overheid kan hier ook helpen. Een varkensboer die zich nu laat uitkopen, is verplicht zijn bedrijf te beëindigen. Terwijl hij misschien graag doorgaat met ondernemen, maar in een andere richting. Maar waar het om gaat, is dat je leert om weer naar kansen te kijken. De boeren die daarbij nu vooraan staan, zullen het redden.”
Over Henk Kievit
Henk Kievit (1971) is bij Nyenrode Business Universiteit directeur van het Center for Entrepreneurship. Hij doceert over (sociaal) ondernemerschap en (sociaal) durfkapitaal. Ook geeft hij leiding aan MBA-programma’s op dit gebied. Sinds 2005 adviseert hij familiebedrijven, filantropische instellingen en maatschappelijke organisaties over strategische vraagstukken, business development en marketing. Ook is hij verbonden aan de Christelijke Hogeschool in Ede. Zelf studeerde Kievit agrarische economie aan de Wageningen Universiteit. Hij is een voorvechter van maatschappelijk betrokken ondernemerschap. Maatschappelijke problemen kunnen volgens hem het beste worden aangepakt door de inzet van ondernemend vermogen van organisaties.
Bron: ABN AMRO