Afgelopen najaar werd het begrip ‘overdraagbare colistineresistentie’ steeds vaker gehoord. Wat is dit en wat betekent het voor de veehouderij? De Gezondheidsdienst voor Dieren legt uit:
Colistine is een belangrijk antibioticum voor zowel mens als dier. Bij varkens wordt het vooral gebruikt bij infecties met E. coli en salmonella. Bij mensen wordt colistine onder andere toegepast bij de behandeling van infecties met bacteriën die resistent zijn voor verschillende antibiotica.
Door colistine in de veehouderij te gebruiken, kan er resistentie tegen colistine ontstaan die direct of indirect overgedragen kan worden op de mens. In het algemeen is de resistentie tegen colistine heel laag in de Nederlandse varkens- en pluimveehouderij. In november 2015 is er een nieuwe vorm van colistineresistentie gevonden, namelijk dat overdracht is mogelijk via plasmiden met het zogenoemde ‘mcr-1 gen’. Een plasmide is een mobiel genetisch element dat gemakkelijk tussen bacteriën onderling uitgewisseld kan worden: de bacterie draagt de resistentie aan al zijn buurmannen over (horizontale overdracht). Hierdoor gaat de resistentie-overdracht veel sneller dan wanneer bacteriën resistentie alleen aan hun nageslacht overdragen (verticale overdracht). Het feit dat colistineresistentie op een plasmide kan liggen, is zeer zorgwekkend omdat dit tot een veel snellere en effectievere overdracht van colistine-resistentie leidt. Hierdoor is het risico op onbehandelbare infecties bij mensen groter.
Colistine staat in het Formularium Varken (versie 2012) en Formularium Pluimvee (2012) als tweedekeusmiddel vermeld bij orale behandeling van infecties met E. coli en salmonella. Gelukkig heeft GD in het monitoringsprogramma slechts een laag percentage colistine resistentie aangetroffen bij E. coli en salmonella. Met het oog op de volksgezondheid blijft het voor de varkenssector belangrijk om colistine in beperkte mate en alleen met goede reden toe te passen, om zo de kans op resistentieontwikkeling te beperken.
Bron: Gezondheidsdienst voor Dieren