De aankopen van landbouwgrond binnen het segment wonen, werken en infrastructuur zijn met name geconcentreerd in het westen en zuiden van Nederland. Sinds 2012 is zes procent van het verhandeld areaal landbouwgrond aangekocht binnen dit segment.
Bijna een tiende van het verhandeld areaal landbouwgrond is in deze periode naar het segment beleggingen gegaan. Deze aankopen zijn tevens vrij gelijkmatig over het land verdeeld.
Verschil in provincies
In de periode 2012 tot en met het eerste kwartaal van 2023 is in totaal 383.500 hectare landbouwgrond verhandeld. Oftefwel gemiddeld 34.100 ha per jaar. De relatieve grondmobiliteit, het verhandeld areaal afgezet tegen het totaal areaal landbouwgrond, bedroeg in deze periode gemiddeld 1,90 procent per jaar. De laatste jaren daalde de totale mobiliteit van 35.100 hectare in 2020 naar 30.800 hectare in 2022, respectievelijk 1,94 en 1,71 procent van het totale landbouwareaal. De provinciale grondmobiliteit varieert van gemiddeld ruim 1,5 procent in Groningen, Fryslân, Overijssel, Flevoland en Zeeland tot 2,4 procent per jaar in Limburg.
Beleggingen
In de periode 2012-2023Q1 is dan ook negen procent van het verhandeld areaal landbouwgrond gekocht binnen het segment beleggingen. Dit segment is na landbouw met 54 procent, het grootste van de onderscheiden segmenten. Op provinciaal niveau is de mobiliteit in dit segment het grootst in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland, en het laagst in de noordelijke provincies en Flevoland.
In het segment beleggingen vallen ook beleggers die landbouwgrond kopen, deze percelen splitsen in kleinere percelen en deze doorverkopen aan particulieren. Veelal wordt kopers voorgespiegeld dat het gaat om zogenoemde ‘warme’ grond, wat betekent dat er een grotere waarde aan verbonden is dan de agrarische waarde. Het is echter lang niet altijd duidelijk of deze grond in de (nabije) toekomst een andere bestemming zal krijgen. Het Kadaster schat nu in dat het om zo’n 26.000 beleggingspercelen gaat die tussen 2009 en 2023 zijn ontstaan. Duidelijke concentraties van deze percelen zijn zichtbaar in regio’s boven Amsterdam en nabij Terneuzen, Almere en Groningen.
Dit soort handel heeft op de agrarische grondmarkt dan ook een relatief beperkt effect. De verschillende onderzoeken naar dit fenomeen wijzen erop dat het de afgelopen 15 jaar om zo’n 2.000 hectare gaat, dat is ongeveer 0,1 procent van het landbouwareaal. Een visuele controle van de aangetroffen locaties laat zien dat meer dan 95 procent van deze locaties momenteel agrarisch in gebruik is.
Wonen, werken en infrastructuur
Het segment wonen, werken en infrastructuur was in de periode 2012-2023Q1 goed voor zes procent van
het verhandeld areaal landbouwgrond. Op provinciaal niveau is de mobiliteit het grootst in de
westelijke en zuidelijke provincies met uitzondering van Zeeland, en het laagst in de noordelijke en
oostelijke provincies.
Opkomst van zonneparken
Een opvallende verandering in het Nederlandse landschap de afgelopen jaren is de snelle opkomst van zonneparken. Zowel op het platteland als in stedelijke gebieden groeit het aantal en de oppervlakte van deze parken snel. Volgens onderzoek van het Kadaster is de totale oppervlakte van zonneparken met een grondopstelling van meer dan 1.000 m2 in slechts drie jaar tijd, van 2020 tot 2023, verviervoudigd: van 900 hectare naar 3.620 hectare.
Het merendeel van deze zonneparken is dan ook op (voormalige) landbouwgrond gerealiseerd. In 2020 gold dit voor ongeveer 570 ha van de 900 ha (63%), en in 2023 voor 2.170 ha van de 3.620 hectare zonneparken (60%). Dit betekent dat in slechts drie jaar tijd de oppervlakte zonneparken op landbouwgrond is gestegen van 0,03 naar 0,12 procent van het totale landbouwareaal in Nederland.
De mate waarin landbouwgrond als locatie voor zonneparken wordt gebruikt, verschilt per provincie. In Utrecht en Limburg is een bovengemiddeld deel van de nieuwe zonneparken op landbouwgrond gebouwd (respectievelijk 80 en 76 procent), terwijl dat in Zuid-Holland, Noord-Brabant, Zeeland, Noord Holland en Flevoland minder dan gemiddeld is gebeurd (variërend van 34 tot 46 procent). De verschillen kunnen te maken hebben met beleidsmatige, geografische en economische factoren.
Bron: Kadaster