Na het gunstige jaar 2016 is het gemiddelde inkomen uit bedrijf in 2017 verder gestegen dankzij hogere prijzen van biggen (+20%) en vleesvarkens (+10%). De aanwas nam echter af doordat de dieren op de eindbalans minder waard zijn dan op de beginbalans.
De voerkosten per bedrijf gingen omhoog door iets hogere prijzen en toename van de bedrijfsomvang. Vooral daardoor stijgen de betaalde kosten met 5% in 2017. Dankzij de grotere toename van de opbrengsten zal het geraamde gemiddelde inkomen uit bedrijf in 2017 uitkomen op 139.000 euro per onbetaalde aje; het hoogste niveau in de afgelopen decennia. Het inkomen ligt daarmee ook ver boven het meerjarig gemiddelde van 2001-2016.
Voor de varkenshouderij is het verslagjaar 2017 prima verlopen, vooral dankzij het tweede en derde kwartaal met hoge opbrengstprijzen. Het gemiddelde inkomen uit bedrijf zal in 2017 met 15.000 euro stijgen naar 139.000 euro per onbetaalde aje. Dat is te danken aan de grotere toename van de opbrengsten dan de kosten per bedrijf, mede door meer dieren per bedrijf. Op jaarbasis zijn de verkoopopbrengsten sterk gestegen dankzij hogere opbrengstprijzen van vleesvarkens en biggen. Die prijsstijging was vooral het gevolg van de aanhoudend grote vraag naar varkensvlees vanuit onder andere China. Door prijsdalingen aan het eind van het jaar is de waarde van biggen en vleesvarkens op de eindbalans wel lager dan op de beginbalans. Daardoor is de aanwas negatief geworden en de totale opbrengsten per bedrijf lager dan verwacht op basis van de verkoopbedragen.
Hogere kosten
De totale bedrijfskosten zijn ook gestegen in 2017, vooral als gevolg van de grotere bedrijfsomvang. Het gemiddelde prijspeil is iets gestegen, vooral door 1,5% hogere voerprijzen. Ook andere productiemiddelen werden iets duurder. Alleen de betaalde rente en pacht werden iets lager. De prijzen voor afzet van varkensmest zijn in 2017 vrijwel gelijk aan het hoge niveau in voorgaand jaar. In het voorjaar werden nog zeer hoge prijzen betaald van circa 25 euro per ton voor transport over langere afstand. Het grote aanbod van mest zorgt voor blijvend hoge afzettarieven. Vooral door de grotere bedrijfsomvang stijgen de totale mestkosten met 4% tot 54.000 euro per gemiddeld varkensbedrijf. Alles bij elkaar stijgen de totale betaalde kosten bijna 40.000 euro per bedrijf in 2017.
Het inkomen uit bedrijf is nog iets hoger dan in het hersteljaar 2016. Deze gunstige jaren volgen na een aantal magere jaren. Het gemiddelde inkomen in verslagjaar 2017 komt daarmee boven het meerjarig gemiddelde van 2001-2016. In de afgelopen twee decennia waren 2005-2006 en 2012-2013 ook jaren met gunstige inkomens, maar die worden ruim overtroffen door 2016 en 2017. In het verleden waren er veel magere jaren waarin werd ingeteerd op het eigen vermogen en bedrijven hun productie moesten staken door slechte bedrijfsresultaten of gebrek aan opvolgers. Die grote schommelingen van de inkomens hangen samen met zowel de verhouding in vraag en aanbod (de varkenscyclus) als andere factoren zoals grenssluitingen door ziekte-uitbraken, voerprijsschommelingen en mestafzetkosten. Varkenshouders hebben de gunstige periode vanaf medio 2016 gebruikt om betalingsachterstanden van voorgaande jaren in te lopen, leningen versneld af te lossen, buffers op te bouwen voor slechtere tijden of nieuwe investeringen te doen voor verbetering van het milieu en welzijn.
Binnen de totale groep varkensbedrijven zijn grote inkomensverschillen te zien. De biggenprijs speelt in de varkenssector een belangrijke rol bij de verdeling van winst en verlies tussen de verschillende subtypen. De biggenprijs wordt deels bepaald door de verwachte opbrengstwaarde voor de slachtvarkens, zodat prijsschommelingen van slachtvarkens deels worden afgewenteld op de biggenprijs, wat erin resulteert dat het inkomen van zeugenhouders over de jaren sterker fluctueert dan dat van vleesvarkenshouders.
In 2017 realiseren de zeugenbedrijven de grootste toename van het inkomen (+78.000 euro per onbetaalde aje). Dat is vooral te danken aan de 20% hogere verkoopprijzen voor biggen. De inkomens van gesloten varkensbedrijven nemen veel minder sterk toe (+13.000 euro per onbetaalde aje). Deze groep bedrijven heeft wel het voordeel van 10% hogere vleesvarkensprijzen, maar heeft tegelijkertijd te maken met de sterke waardedaling van de varkens op de eindbalans door lagere prijzen in december. Op de vleesvarkensbedrijven veroorzaakt juist dat drukkende effect van de negatieve aanwas en hogere bedrijfskosten een daling van het inkomen met 45.000 euro tot 79.000 euro per onbetaalde aje. Daarnaast wordt het voordeel van de hogere vleesvarkensprijzen voor bijna de helft afgeroomd door de hogere aankoopprijzen van biggen. Door genoemde ontwikkelingen wordt het inkomen per onbetaalde aje voor vleesvarkensbedrijven de helft lager geraamd dan voor de andere twee groepen varkensbedrijven.