Voor varkenshouders was 2022 een moeilijk jaar door de sterke stijging van de kosten, die niet helemaal werden gecompenseerd door hogere opbrengsten. Dit blijkt uit de jaarlijkse inkomensraming van Wageningen Economic Research.
Het geraamde bedrijfsinkomen van gemiddeld 21.000 euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje) is 2.000 euro lager dan in 2021. Ook 2020 was een slecht jaar voor de varkenshouders met gemiddeld negatieve inkomens. De prijzen van biggen en vleesvarkens zijn in 2022 flink gestegen ten opzichte van 2021. Gemiddeld zijn de biggen twintig procent en de vleesvarkens 24 procent duurder dan in 2021. Ook de positieve aanwas zorgt voor een toename van de opbrengsten doordat de dieren op de eindbalans veel meer waard zijn dan op de beginbalans. Aan de andere kant zijn de overige opbrengsten flink gedaald door het grotendeels wegvallen van de bedragen uit coronasteunmaatregelen van de overheid in 2022. De kosten van voer en energie stijgen vooral door de verstoring van de handelsstromen onder invloed van de oorlog in Oekraïne. De totale kosten stegen in 2022 met 31 procent.
Alleen vleesvarkenshouders verdienen
In 2022 worden voor de zeugen- en de gesloten varkensbedrijven lagere inkomens geraamd. De inkomens van zeugenbedrijven dalen met 55.000 euro naar 49.000 euro negatief per onbetaalde aje, vooral omdat de kosten sterker stijgen dan de opbrengsten. De inkomensdaling op gesloten varkensbedrijven is met 29.000 euro per onbetaalde aje tot 14.000 euro negatief minder groot. Alleen de vleesvarkensbedrijven behalen een positief inkomen van 108.000 euro per onbetaalde aje. Dat komt door de hogere opbrengsten van vleesvarkens, die sterker stijgen dan de kosten van biggen, voer en energie.
Grote verschillen tussen sectoren
Tussen en ook binnen bedrijfstypen in de land- en tuinbouw zijn de verschillen in inkomen groot. Agrarisch bedrijfseconoom Harold van der Meulen van Wageningen Economic Research: “In 2022 zien we in alle land- en tuinbouwsectoren sterke kostenstijgingen voor energie, veevoer en kunstmest. In een aantal sectoren worden deze kostenstijgingen ruimschoots gecompenseerd door hogere opbrengstprijzen voor geleverde producten. Bijvoorbeeld in de melkveesector, de akkerbouw en de glasgroenteteelt. Er zijn ook agrarische sectoren, bijvoorbeeld de varkenshouderij, waarbij de afzetprijzen van biggen onvoldoende zijn toegenomen om de kostenstijgingen te compenseren. Daarnaast geldt in de overige tuinbouwsectoren dat de afzetprijzen van bloemen, planten en fruit zelfs zijn gedaald met forse inkomensdalingen tot gevolg.”
Kosten hoger, opbrengsten groter
De betaalde kosten en afschrijvingen per landbouwbedrijf worden in 2022 gemiddeld 23 procent hoger geraamd. Dit komt voornamelijk door sterke prijsstijgingen van energie, kunstmest en veevoer. Deze prijsstijging van aangekochte goederen wordt veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, die heeft geleid tot duurdere graanimport voor veevoer. De gasprijzen zijn gestegen als gevolg van beperkingen van de gasimport uit Rusland en onzekerheid op de energiemarkt.
De opbrengsten per land- en tuinbouwbedrijf stijgen in 2022 volgens deze raming gemiddeld met 23 procent, vooral door betere afzetprijzen voor geleverde producten en toename in bedrijfsomvang. Dit zijn in de land- en tuinbouw ongekende mutaties. Ook in 2021 was er al een forse stijging in opbrengsten (plus tien procent) en in mindere mate van de kosten (plus drie procent). Hierdoor zijn de gemiddelde opbrengsten per bedrijf in twee jaar tijd toegenomen van 630.000 euro naar ruim 850.000 euro.
Onbetaalde arbeidsjaareenheden
Wageningen Economic Research berekent het agrarisch inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Agrarisch ondernemers en hun gezinsleden verrichten in de meeste sectoren nog het merendeel van de arbeid zelf maar krijgen meestal geen salaris. Een arbeidskracht die in een jaar 2.000 uur of meer werkt, wordt gezien als één aje.
Tekst: Gerben Hofman