Wie al eens op vakantie is geweest in Centerparcs, of een bezoekje heeft gebracht aan een kinderboerderij, kent ze ongetwijfeld wel; de kleine schattige varkentjes die rustig in het hooi liggen te slapen. Er bestaan verschillende rassen die geschikt zijn om te houden als huisdier, maar één van de meest populaire is ongetwijfeld de Kunekune, een varkensras dat minstens even knuffelbaar als eetbaar is, helemaal overgekomen uit het verre Nieuw-Zeeland.
Nieuw-Zeeland
Nieuw-Zeeland is qua natuur een waar paradijs. Het land herbergt vele unieke dier- en plantensoorten, die vele miljoenen jaren konden ontwikkelen zonder enige invloed van de mens(aap). De ontdekking was onvermijdelijk; maar het heeft wel geduurd tot in de dertiende eeuw voordat de eerste mensen voet aan wal zetten. Het was een groep Polynesiërs die op waka’s kwamen aangevaren en het land Aotearoa doopten. Wat zoveel betekent als ‘lange witte wolk’. Het volkje noemde zichzelf Maori(‘gewone volk’).
Op dat moment is er van krulstaarten nog geen sprake op het eiland, en jaagde de bevolking vooral op moa’s, een grote loopvogel. Deze viel erg in de smaak en was blijkbaar niet snel genoeg. Want in de vijftiende eeuw waren deze dieren zo goed als uitgestorven. Om aan hun eetbehoeften te blijven voldoen schakelde de lokale bevolking over op plantenteelt. Het rustige, geïsoleerde leventje op het eiland kwam abrupt tot een einde wanneer in 1642 de Nederlander Abel Tasman voet aan wal zette en de kolonisatie inluidde. Inclusief de typische uitwisseling van Europese planten, dieren en ziekten tot gevolg.
‘Captain Cooker’
De eerste varkens werden door James Cook geïntroduceerd in 1777, maar waren niet meteen een succes. Ze kweekten en gedijden goed in het wild, maar veroorzaakten schade aan gewassen en natuur. De zogenaamde ‘Captain Cooker’ verwilderde helemaal en werd door de Maori gemeden. In de negentiende eeuw brachten walvisvaarders een nieuw type varken mee, deze keer van Aziatische origine. De dieren werden kunekune genoemd, wat ‘dik en rond’ betekent in het Maori. Deze relatief kleine varkentjes waren kleiner en zachtaardiger dan de Europese variant. En ze werden door de lokale bevolking in de armen gesloten. De dieren werden gehouden als landbouwhuisdier. Ook werden ze vaak gebruikt als geschenk om bij speciale gelegenheden te overhandigen aan andere stammen of familieleden.
Het randje van uitsterven
De dieren waren niet enkel geliefd voor hun honkvast en rustige karakter, maar ook voor hun uitstekende kwaliteit van vlees en vet. Maar de Europeanen waren niet te vinden voor dit traaggroeiende kleine dier, en hoe groter het bevolkingsaandeel van de kolonisten werd, hoe meer de Maori’s hun eetgewoonten begonnen over te nemen. De Kunekune’s werden afgedankt, en hun populatie daalde dramatisch tot op het randje van uitsterven.
Redding van het ras Kunekune
Pas vanaf 1980 werd de alarmbel geluid, en werd een plan opgemaakt om het met uitsterven bedreigde ras te redden binnen Nieuw-Zeeland zelf. Dankzij een promotiecampagne geraakte de bevolking opnieuw vertrouwd met het schattige huisdier. Verschillende fokkers boden hun medewerking aan, en het ras begon aan zijn wederopstanding. Na de verovering van Nieuw-Zeeland werd het ras ook in het buitenland opgepikt, voornamelijk als huisdier. Op de dag van vandaag bestaan er zowat overal in de wereld fokverenigingen.
Gezelschapsdieren
Kunekune’s kunnen worden herkend aan hun klein gestalte met korte pootjes, een compact rond lijf en een iets opstaande neus. Deze opstaande neus beperkt hun wroetgedrag, waardoor ze zonder problemen op een weide kunnen worden gehuisvest. Het zijn echte gezelschapsdieren, en genieten van de aanwezigheid van andere diersoorten (zoals geitjes) in hun nabijheid.
Tekst: Geert en Toon Rombouts, vader en zoon, beide met een passie voor krulstaartgenetica.
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad Varkensbedrijf. Het hele artikel lezen?