Het aantal agrarische bedrijven dat door verbredingsactiviteiten een aanvullende inkomstenbron heeft is in 2023 gestegen naar 24.434, een toename van 10 procent vergeleken met 2020. Daarmee haalt de helft van de boeren inkomsten uit andere activiteiten zoals bijvoorbeeld een winkel, agrarisch natuur- en landschapsbeheer, een camping of duurzame energieproductie voor derden.
Dit is één van de vele feiten in het rapport Staat van Landbouw, Natuur en Voedsel; editie 2023 dat is opgesteld door Wageningen University & Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek, in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Doel van het rapport is om een breed overzicht te geven van de ontwikkelingen op het gebied van landbouw, natuur en voedsel.
Het hele agrocomplex
De toegevoegde waarde van het totale agrocomplex bedroeg in 2021 ongeveer 57 miljard euro, dat is bijna 7 procent van het bruto binnenlands product (bbp). De werkgelegenheid is gegroeid tot 600.000 arbeidsjaren in 2021, wat 7,5 procent is van de totale nationale werkgelegenheid.
In 2022 verdiende Nederland 76,3 miljard euro aan de afzet van landbouwproducten, waarvan 48,3 mld. euro dankzij export en 28,0 miljard euro dankzij binnenlandse afzet. De totale verdiensten aan afzet van landbouwgoederen, voor alle bedrijfstakken in Nederland samen, waren daarmee goed voor 8,0 procent van het bbp in 2022.
Structuurontwikkelingen van agrarische bedrijven
Het aantal land- en tuinbouwbedrijven is in 2022 met ruim 1.100 afgenomen tot iets onder de 51.000, een daling met 2,2 procent: van 2016 tot 2021 daalde het aantal bedrijven met gemiddeld 1,3 procent per jaar, tegen 2,8 procent in de periode 2000-2015.
De bedrijfsomvang van de Nederlandse land- en tuinbouwbedrijven loopt sterk uiteen, van een grote groep zeer kleine bedrijven (37 procent van alle bedrijven in 2022) tot een kleine groep zeer grote bedrijven (9 procent in 2022).
Het areaal cultuurgrond in gebruik bij de geregistreerde land- en tuinbouwbedrijven is in 2022 met 7.500 ha afgenomen (-0,4 procent) tot 1,804 miljoen hectare. Het arbeidsvolume in de land- en tuinbouw is in 2022 met 1.500 arbeidsjaareenheden (aje) afgenomen tot 158.900 aje (-0,9 procent). In 2022 werkten voor het eerst in totaal meer externe krachten dan gezinsleden in de landbouw.
In 2023 is op 43 procent van de 27.970 bedrijven met een bedrijfshoofd ouder dan 55 jaar een opvolger aanwezig (tegen 34 procent in 2012 en 41 procent in 2020). Bedrijfsgrootte speelt een belangrijke rol bij de bedrijfsopvolging. Hoe groter het bedrijf, hoe meer opvolgers.
Biologische agrarische bedrijven
Het aantal gecertificeerde biologische land- en tuinbouwbedrijven in de CBS-Landbouwtelling is in 2023 met 1 procent toegenomen tot 1.879. Sinds 2016 is de toename niet meer zo laag geweest; in 2018 was er nog een toename van 11 procent. De uitbreiding van areaal vindt vooral plaats bij bestaande biologisch gecertificeerde bedrijven. De groei van het biologisch landbouwareaal zet door, in 2023 nam het areaal toe tot 80.360 hectare, een stijging van 6.007 ha (8 procent) ten opzichte van 2022.
Milieu en natuur
Het productievolume van de Nederlandse landbouw is in de afgelopen decennia toegenomen en is sinds 1995 gegroeid. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen en (kunst)mest in de agrarische sector nam sinds 1995 af en het verbruik van fossiele energie bleef sinds 1995 min of meer gelijk. Ook de emissies van broeikasgassen, stikstof, fosfor en fijnstof vanuit de landbouw daalden ten opzichte van 1995.
De emissie van broeikasgassen nam de laatste jaren maar mondjesmaat af. Zo lag de broeikasgasemissie in 2021 tussen het niveau van 2000 en 2001, en het totale stikstofoverschot maar iets onder het niveau van 2011. Bij fosfor en fijnstof is er wel een continue afname. Het gebruik van water door de sector landbouw varieert de laatste 18 jaar tussen de 100 en 350 miljoen m3 en is sterk afhankelijk van de weersomstandigheden in het groeiseizoen. In warme droge jaren wordt er meer grond- en oppervlaktewater gebruikt voor irrigatie.
Habitatrichtlijn
In Nederland hebben de meeste beschermde soorten en habitattypen die onder de Habitatrichtlijn vallen, een ongunstige staat van instandhouding. Zo heeft op basis van de meest recente metingen (2018) slechts 26 procent van de beschermde planten- en diersoorten en 12 procent van de habitattypen een zogeheten ‘gunstige staat’. Het doel van de richtlijn om de Europees belangrijke soorten en habitattypen op nationaal niveau in een gunstige staat van instandhouding te brengen is daarmee in Nederland nog ver buiten bereik.
Bron: WUR