Het maken van een aparte technische ruimte die een eigen brandcompartiment vormt, blijkt in bestaande stallen geen realistische optie. Ook zijn na het ontstaan van brand de mogelijkheden om dieren in veiligheid te brengen, zeer beperkt. Twee rapporten van Wageningen Livestock Research gaan in op deze twee vraagstukken en op meer kansrijke maatregelen voor het vergroten van de brandveiligheid.
In opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid deed Wageningen Livestock Research (onderdeel van Wageningen University & Research (WUR)) in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Publieke Veiligheid (NIPV) een uitgebreide studie naar twee hoofdonderwerpen over brandveiligheid in de veehouderij, die volgden uit aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
De onderzoeksonderwerpen betroffen:
- Het als brandcompartiment uitvoeren van technische ruimte(n) in bestaande stallen en,
- Het redden van dieren na ontstaan van brand.
Minister Piet Adema stuurde vandaag een brief naar de Tweede Kamer over brandveiligheid in de veehouderij.
Technische ruimte
Een belangrijke conclusie uit de studie naar het verhogen van de brandveiligheid van stallen in de veehouderij is dat er op de bedrijven geen technische ruimte aanwezig is zoals bedoeld in het Bouwbesluit 2012. De apparatuur komt nu veelal verspreid over een bedrijf voor, waarbij de ruimten waar het is aangebracht ook voor andere doeleinden worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de centrale gang op een varkensbedrijf.
Het uitvoeren van een technische ruimte als apart brandcompartiment, zoals bedoel in het Bouwbesluit 2012, is daarom niet realiseerbaar. Bovendien voorkomt een technische ruimte, uitgevoerd als brandcompartiment, niet de rookverspreiding wat ook een directe dreiging is voor de dieren. Het uitvallen van ventilatie door stroomuitval veroorzaakt door brand in een technische ruimte, blijft eveneens nog een bedreiging voor de dieren.
Redden van dieren
Een ander aspect waarnaar is gekeken, is in hoeverre dieren als er brand is uitgebroken, nog kunnen worden gered. Dit is maar heel beperkt mogelijk. Met name omdat in veel situaties dieren niet zelfredzaam zijn, en/of niet gewend om naar buiten te gaan. Ook zijn er meestal geen voorzieningen aanwezig op het bedrijf om grote groepen dieren (bij pluimvee gaat het om duizenden) op te vangen. Hierdoor is het belangrijk om maatregelen om de overlevingskans van dieren te vergroten, te richten op het voorkomen van het ontstaan van brand en branduitbreiding.
Kansrijke maatregelen
Op basis van de belangrijkste bekende oorzaken van brand, zijn er twee belangrijke aspecten bij het brandveiliger maken van bestaande (en nieuwe) stallen:
- het werken aan bewustwording en zorgen voor veilige omstandigheden bij uitvoeren van werkzaamheden;
- veilige elektrische installatie;
Daarnaast kan bij nieuw- en verbouw beter in beeld worden gebracht welke maatregelen op een bedrijf een bijdrage leveren aan de verhoging van de brandveiligheid, door gebruik te maken van het denkkader brandveiligheid. Vanuit dit denkkader worden de interacties tussen het gebouw, het gebruik en de gebruikers inzichtelijk gemaakt. Het denkkader brandveiligheid wordt al toegepast bij woningen en kantoren, maar nog niet bij stallen. Door dieren toe te voegen als één van de kenmerken binnen dit brandveiligheidskader kan tot een beter en integraal ontwerp worden gekomen. Uit de deskstudie van WUR kwam bovendien naar voren dat wetgeving op gebied van milieu en dierenwelzijn vaak niet ten gunste komt van de brandveiligheid. Door vanuit een integraal denkkader ontwerpen, wordt de impact van voorgestelde maatregelen op meer dan één onderdeel inzichtelijk.