Het Nederlandse meststelsel moet eenvoudiger worden en recht doen aan de uitdagingen waar boeren mee te maken hebben. Daarom zullen melkvee- en rundvleesveehouders in de toekomst volledig grondgebonden werken. Overige veehouders, zoals varkens- en geitenhouders, krijgen de keuze om grondgebonden of niet-grondgebonden te werken.
Bij grondgebondenheid zetten veehouders al hun mest af op eigen grond of bij een bedrijf in de buurt. Boeren voor wie grondgebondenheid niet mogelijk is, voeren alle mest af naar een mestverwerker. Dit schrijft minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in de contouren van het toekomstige mestbeleid. Ook is een gebiedsgerichte aanpak nodig op plaatsen waar de waterkwaliteit achterblijft, bijvoorbeeld in gebieden met veel akker- en tuinbouw.
Met deze contouren wordt een belangrijke stap gezet om de kwaliteit van het Nederlandse grond- en oppervlaktewater te verbeteren, het meststelsel te vereenvoudigen, de mestketen transparanter te maken en te werken in een kringloop. Over de contouren van het toekomstige mestbeleid, die aansluiten bij een ontwikkeling die al langer in de agrarische sector gaande is, wil de minister het gesprek voortzetten met stakeholders.
Minister Schouten over meststelsel: ‘Houvast en perspectief’
“Toen ik aantrad als minister kwam ik er al snel achter dat het meststelsel ongelooflijk ingewikkeld is. Daar wil ik verandering in brengen. Ook lopen we continu tegen allerlei milieugrenzen aan. Boeren maken plannen en doen investeringen voor de lange termijn. Daarom willen zij houvast en perspectief voor de toekomst. Deze contouren doen daar recht aan en aan de milieu-opgaven waar we voor staan.”
Mest onderdeel van regionale kringlopen of verwerken
Bij een grondgebonden bedrijfsvoering rijdt de boer idealiter alle geproduceerde mest uit op eigen land, om daarmee de voer-mestkringloop te sluiten. Ook kunnen boeren de grond van een nabijgelegen akker- of tuinbouwbedrijf via een samenwerkingsovereenkomst bij hun bedrijfsvoering betrekken.
Bedrijven die hun mest niet kwijt kunnen op hun eigen grond, zullen in de toekomst kiezen voor een niet-grondgebonden bedrijfsvoering. Dit betekent dat zij al hun mest laten verwerken. Mestverwerkers en veehouders hebben daardoor meer zekerheid in het aanbod van mest, waardoor ze ruimte hebben om te investeren in innovaties, zoals onderzoek naar mest met uitgebalanceerde nutriënten. Afnemers van verwerkte mestproducten kunnen dan precies die mest inkopen die geschikt is voor hun gewassen en bodem.
Waterkwaliteit verbeteren
Het doel van het nieuwe mestbeleid is verbetering van de waterkwaliteit en daarmee ook van de natuur die daarvan afhankelijk is. In de afgelopen decennia zijn daar al grote stappen in gezet. Veehouders hebben hun mestproductie fors verminderd en telers houden strengere normen aan om te voorkomen dat nitraat en fosfaat uit mest in nabijgelegen grond- en oppervlaktewater belanden. Toch dragen deze maatregelen (met name) in löss- en zandgrondgebieden nog onvoldoende bij aan verbetering van de waterkwaliteit.
Daarom zet minister Schouten zich de komende periode in om agrariërs meer mogelijkheden te geven om kennis op te doen van de gevolgen die bemesting op eigen land heeft voor de waterkwaliteit in deze gebieden. Bijvoorbeeld door dit zelf te kunnen meten. Gezamenlijk gaan we aan de slag om de waterkwaliteit in risicogebieden de komende jaren te verbeteren. Indien dit onvoldoende oplevert zullen verdergaande maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit te verhogen, zoals teeltbeperkingen.
Voortzetting gesprek met de sector
Met de vandaag gepresenteerde contouren geeft minister Schouten richting aan het toekomstige mestbeleid. De minister heeft een groot aantal stakeholders betrokken bij de herbezinning van het mestbeleid en wil ook bij de verdere uitwerking gebruikmaken van de ideeën, kennis en praktijkervaring van de sector en andere belanghebbenden. Het advies over de aanpak van de stikstofproblematiek van het Adviescollege Remkes zal daarin worden meegenomen.
Bron: Ministerie van LNV