De verplichte inzaai van vanggewassen op zand en löss en de verplichte bufferstroken voor alle grondsoorten gaan in per 2024. Dit is de lezen in de Kamerbrief over het mestbeleid die afgelopen vrijdag is verstuurd. Minister Adema geeft aan meer tijd nodig te hebben voor de implementatie van deze maatregelen.
Hiermee is gehoor gegeven aan de eerdere oproep van het consortium, bestaande uit LTO Nederland, NAJK, NAV, POV, Cumela, BO Akkerbouw, NZO en Rabobank.
Regeling vanggewassen uitgesteld
Minister Adema geeft aan dat de maatregel uit het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn (7e APN) om vanggewassen te verplichten per 1 oktober, met uitzonderingen middels een lijst met winterteelten, is uitgesteld. Deze maatregel in combinatie met de verlaging van de gebruiksnorm (als gevolg van de aanwijzing van met nutriënten verontreinigde gebieden) kan tot een opeenstapeling van kortingen leiden. De minister gaat in 2023 werken aan een maatregel die dit moet voorkomen, welke dan per januari 2024 ingaan.
Voor de bufferstroken geldt dat de procedure om tot een aanpassing van de regelgeving te komen pas naar verwachting rondom de zomer van 2023 kan zijn gepubliceerd. De minister wil rekening houden met de uitvoering in de landbouwpraktijk en daarom zal de verplichting tot de aanleg van bufferstroken vanaf 1 januari 2024 daadwerkelijk van kracht worden.
Opgave voor open teelten nog even groot
De Kamerbrief maakt ook duidelijk dat de uitdaging voor de landbouwsector nog steeds even groot is. De sector en dus de telers zullen nog steeds moeten werken aan de doelen op grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Dat deze maatregelen nu een jaar zijn uitgesteld betekent niet dat de opgave kleiner is. De partijen in het consortium realiseren zich dat wel terdege.
Eerste stap naar doelenbeleid
Het is goed dat minister Adema de signalen uit de sector serieus neemt. Echter, de grote lijn van middelenbeleid en kalenderlandbouw is daarmee nog steeds niet van tafel. Het consortium blijft vasthouden aan het centraal stellen van bodem, gewas en het ondernemerschap van boer en tuinder om de doelen rondom grond- en oppervlaktewaterkwaliteit te behalen. Daarbij moeten de meest effectieve maatregelen op de meest zinnige plek zijn genomen – en dienen ondernemers in het ideaalplaatje van het consortium een keuzemogelijkheid te krijgen tussen generiek beleid of maatwerk. Het consortium trekt daarom al lange tijd aan de Maatwerkaanpak om deze van de grond te krijgen.
In de Kamerbrief is nu verwezen naar het opnemen van een grondslag in de Meststoffenwet om onder voorwaarden voor deelnemers bepaalde vrijstellingen (ook wel rechtsgevolgen in de brief) te kunnen verbinden aan private certificeringssystemen. Deze grondslag biedt een opening voor de Maatwerkaanpak en is daarmee een eerste stap richting doelenbeleid. Het consortium is groot voorstander van doelenbeleid.
Kamerbrief
Hieronder nog een paar andere opvallende zaken uit de Kamerbrief uitgelicht:
- Ondernemers die voor 2023 gebruik willen maken van de derogatie kunnen tot en met 13 december 2022 een aanvraag doen bij RVO. Voor het komende jaar zullen de gebruiksnormen dierlijke mest voor derogatiebedrijven verlaagd worden van 250 en 230 naar respectievelijk 240 en 220 kg stikstof per hectare, worden percelen van bedrijven die in een Natura 2000-gebied of een grondwaterbeschermingsgebied liggen uitgezonderd van de derogatie en worden alle bedrijven met landbouwgrond verplicht tot het opstellen van een bemestingsplan.
- De tijdelijke transitietegemoetkomingsregeling geldt voor bedrijven die in 2021 een derogatievergunning hadden en voor 2023 ook een vergunning verkrijgen. Het betreft een forfaitaire tegemoetkoming per hectare landbouwgrond, waarbij rekening gehouden wordt met de mate van afbouw van de derogatie. Dit laatste geldt in het bijzonder voor bedrijven met percelen in Natura 2000-gebied en/of in een grondwaterbeschermingsgebied, zelfs als ze niet meer met de derogatie kunnen deelnemen.
- De Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM) adviseert LNV over de in 2023 aan te wijzen met nutriënten verontreinigde gebieden, naast de reeds in 2022 aangewezen gebieden. Deze laatste zijn de huidige ‘230-gebieden’; zuidelijk, oostelijk en centraal gelegen zandgronden, en lössgronden.
- Op 1 januari 2023 wordt het realtime Vervoersbewijs Dierlijke Meststoffen (rVDM) ingevoerd voor het melden van het vervoer van dierlijke mest binnen Nederland. Mede doordat de sector haar zorgen heeft kenbaar gemaakt, heeft Adema besloten de periode tot 1 maart 2023 als overgangstermijn te beschouwen.
Bron: LTO Nederland