De belangstelling onder veehouders voor monomestvergisting groeit. In 2023 zijn de basisbedragen voor monomestvergisting in de SDE++-subsidie gestegen. Hierdoor kan de investering in een mestvergister in een relatief korte periode worden terugverdiend. Doordat daarnaast het beschikbare budget per fase voor een gedeelte gereserveerd wordt, is de kans op toekenning van deze subsidie groot.
Locatie mestvergister moet zorgvuldig worden uitgekozen
“Mede doordat de overheid als doel heeft in 2030 twee miljard kubieke meter groen gas te produceren, zien we dat gemeenten steeds bereidwilliger worden bij de plaatsing van een monomestvergister”, zegt Tom Nierkes, medewerker ROM bij DLV Advies.
“Neemt niet weg dat de locatie van de vergister zorgvuldig moet worden uitgekozen. Nadat de locatie bekend is bekijken we welke verschillende wettelijke stappen relevant zijn. Deze stappen zijn afhankelijk van de specifieke situatie en de geldende wet- en regelgeving.”
Locatiekeuze
Bij de locatiekeuze moet er uiteraard rekening worden gehouden met de ligging van de stallen en de put waar de dagverse mest wordt opgevangen. “Denk bij de locatie van de vergister ook aan praktische zaken zoals het koepad. Maar ook aan mogelijke uitbreidingen van de stallen”, vult Jarco Brand, projectleider Bouw bij DLV Advies, Tom aan.
Vanuit ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met verschillende richtafstanden. “Er moet bijvoorbeeld vanuit externe veiligheid een afstand worden aangehouden van minimaal 50 meter rondom de vergister”, zegt Tom. Binnen deze veiligheidsafstand mogen geen kwetsbare objecten staan. “Een stal is overigens geen kwetsbaar object, omdat hier niet gedurende de dag veel mensen aanwezig zijn.”
Moet het bestemmingsplan gewijzigd worden bij een mestvergister?
Nadat de locatie van de monomestvergister bepaald is, moet er onderzocht worden of de vergister past binnen het geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan bepaalt welke activiteiten zijn toegestaan op een bepaalde locatie en welke ruimtelijke eisen daarbij gelden.
In sommige bestemmingsplannen is het mogelijk om rechtstreeks een monomestvergistingsinstallatie te plaatsen. Tom: “Dit is echter niet altijd het geval. Het kan wel zijn dat er een zogenoemde binnenplanse afwijking is opgenomen. Hierbij moet voldaan worden aan bepaalde voorwaarden. Vaak wordt als voorwaarde opgenomen dat omliggende (agrarische) bedrijven niet mogen worden geschaad. Voor een binnenplanse afwijking schrijven wij een ruimtelijke onderbouwing, waarbij we ingaan op de gestelde voorwaarden.”
Buitenplans afwijken
Veelal komt het voor dat er geen mogelijkheden zijn in het bestemmingsplan, waardoor er buitenplans afgeweken moet worden. “Ik maak dan vaak gebruik van de kruimelgevallenregeling. Mestvergisting staat namelijk in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Hierdoor kan buitenplans een mestvergister gerealiseerd worden, die dan ook nog vaak buiten het bouwvak geplaatst kan worden”, zegt de adviseur. “Een mooie bijkomstigheid is dat op deze reguliere procedure al binnen 8 weken een besluit komt op de omgevingsvergunning.” De gemeente kan deze termijn wel eenmalig verlengen met 6 weken.
Landschappelijke inpasbaarheid
“Past het plaatje? Een monomestvergister wint geen verkiezing op basis van zijn uiterlijk. Daarom wordt er zorgvuldig gekeken naar de locatiekeuze en passen we, indien nodig, maatregelen toe die de visuele impact zoveel mogelijk minimaliseert. Hierdoor kunnen we in onze ruimtelijke onderbouwing aantonen dat de installatie past binnen de landschappelijke kenmerken en waarden van de omgeving.”
Participatie en communicatie
“Het betrekken van omwonenden en andere belanghebbenden bij de ruimtelijke onderbouwing kan helpen om draagvlak te creëren voor de plaatsing van de monomestvergister. Dit kan onder andere door het voeren van overleg en het organiseren van informatiebijeenkomsten. Mensen hebben vaak een negatieve gedachte bij mestvergisting. Echter levert monomestvergisting geen geuroverlast of verkeersbewegingen op”, aldus Tom.
Bron: DLV Advies