Larven van de zwarte soldaatvlieg, larven van de huisvlieg, meelwormen en kleine meelwormen die gekweekt worden op zogenoemde voormalige voedingsmiddelen (VVM) mogen onder voorwaarden veilig als ingrediënt voor diervoeder worden gebruikt. Dat blijkt uit onderzoek van het bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
De insecten kunnen worden gebruik als eiwitrijk ingrediënt voor veevoer. Uit de risicobeoordeling van BuRO blijkt dat mogelijke risico’s van op VVM gekweekte insecten als diervoeder adequaat beheerst kunnen worden. Dat betekent dat insecten als diervoeder toegestaan zouden kunnen worden voor meer veesoorten. Tot dusver mocht het alleen aan vissen, schaal- en schelpdieren worden gevoerd.
Kringlooplandbouw
Het onderzoek is in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerd. Dat wil de risico’s van insecten als eiwitrijke ingrediënt van diervoeders in kaart brengen. Met de verruiming van de regels voor het gebruik van voedselreststromen moet kringlooplandbouw worden gestimuleerd.
Verhitting als voorwaarde
Uit het onderzoek blijkt dat voormalige voedingsmiddelen die alleen bestaan uit plantaardige componenten, of dierlijke componenten afkomstig van zuivel, eieren, honing, gesmolten vet, en collageen of gelatine van niet-herkauwende landbouwhuisdieren veilig voor insectenkweek gebruikt kunnen worden. Wel moeten de larven en meelwormen een adequate kiemreducerende behandeling ondergaan, bijvoorbeeld verhitting, zo adviseert BuRO.
Veilig en traceerbaar
De voormalige voedingsmiddelen kunnen afkomstig zijn van vlees van niet-herkauwende landbouwdieren zoals kip en varken, vis en schaal- en schelpdieren. BuRO adviseert de NVWA er op toe te zien dat grondstoffen voldoen aan ‘vigerende microbiële veiligheidsnormen’ voor andere dierlijke eiwitten en dat de traceerbaarheid van de diersoort in VVM afkomstig van vlees van niet-herkauwende dieren, vis en schaal- en schelpdieren goed wordt geborgd. Ook adviseert BuRO ontwikkelingen in de insectensector goed te monitoren.
Uiteindelijk is het de bedoeling dat het advies wordt meegenomen als onderbouwing bij voorstellen voor verdere aanpassing van Europese wetgeving.
Auteur: Martin de Vries