De wereldwijde behoefte aan eiwitbronnen voor varkens- en pluimveevoeder stijgt jaarlijks. De belangrijkste drijfveren zijn de groei van de wereldbevolking en het verbeteren van het welzijn van mensen.
Sojameel
De belangrijkste eiwitbron die momenteel wereldwijd wordt gebruikt, is sojameel (SBM). Mengvoeder bevat gemiddeld ongeveer 25% SBM (USDA 2017). Binnen de EU staat het gebruik van geïmporteerde soja (producten) onder druk vanuit de samenleving, vooral door discussies over ontbossing in Zuid-Amerika.
Carbon footprint
Ook is er een groeiende interesse om de carbon footprint van dierlijke productie te verkleinen en toe te werken naar een meer kringlooplandbouw. Bovendien is er een trend om het gehalte aan ruw eiwit in voer te verlagen om de uitscheiding van stikstof in het milieu te verminderen en de darmgezondheid te verbeteren.
Schaarste aan lokale eiwitbronnen
Door deze ontwikkelingen is er een sterke behoefte om oplossingen te vinden voor deze huidige en toekomstige schaarste aan lokale eiwitbronnen. Mogelijke aanwijzingen hiervoor zijn een efficiëntere productie en benutting van beschikbare eiwitbronnen en het vinden van alternatieve bronnen.
Momenteel gebruikte eiwitbronnen
SBM is wereldwijd de meest gebruikte eiwitbron (235 miljoen ton, USDA 2018). De andere belangrijkste eiwitbronnen zijn raapzaadmeel (RSM), zonnebloemmeel (SFM), palmpitmeel (PKM) en enkele andere, waarvan samen 95 miljoen ton werd gebruikt in voer (USDA 2018). Dus ongeveer 2/3 van het eiwit in voer is afkomstig van SBM. Men dient zich echter te realiseren dat ook granen een substantiële bijdrage leveren aan de eiwitvoorziening in voer. Martin (2014) berekende bijvoorbeeld dat tarwe, gerst en maïs binnen de EU ongeveer 14,2 miljoen ton eiwit in voer leveren. Dit is een miljoen ton meer dan wat is geleverd door sojaschroot (13,2 miljoen ton eiwit).
Rol van SFR
SFR heeft de afgelopen jaren samen met haar stakeholders onderzoek gedaan om bij te dragen aan een duurzamere manier om vlees, melk en eieren te produceren. Een belangrijk onderwerp is het verhogen van het inclusiepercentage van RSM, SFM en PKM in voeders voor varkens en pluimvee. Dit wordt gedaan door voedingsexperimenten met verschillende inclusiepercentages.
Anti Nutritional Factors
Ook lopen er projecten om het niveau van Anti Nutritional Factors (ANF’s) te verlagen door technologische behandelingen. Met lagere niveaus van ANF’s zijn grotere inclusieniveaus van alternatieve eiwitbronnen mogelijk. Bovendien onderzoekt SFR samen met partners de toepassing van enzymen, die celwandvezels van voer afbreken en zo de verteerbaarheid verhogen.
Verteerbaarheidsproeven
Ten slotte worden verteerbaarheidsproeven uitgevoerd om de verteerbaarheid van de belangrijkste nutriënten in (nieuwe) grondstoffen te bepalen; waardoor voedingsdeskundigen de eiwitbronnen nauwkeuriger in het voer kunnen opnemen.
Projecten van SFR
Er zijn een aantal voorbeelden van projecten SFR waarmee SFR bijdraagt aan het vinden van oplossingen voor de eiwituitdaging. Er is bijvoorbeeld een project van het voeren van insectenlarven aan legkippen. Ook worden er verteerbaarheidsproeven met algen gedaan. SFR bekijkt ook of je sojameel kan vervangen door koolzaadmeel en zonnebloemmeel. De verteerbaarheid van eiwitten is onderzocht door gebruik van enzymen. Tot slot zoekt SFR ook uit of het ruw eiwitgehalte in pluimvee- en varkensvoer verlaagt kan worden; door middel van enkelvoudige aminozuren toe te voegen.
Op deze manier draagt SFR bij aan een duurzamere productie van vlees, melk en eieren.
Bron: Schothorst Feed Research