Intensieve veehouderij zoals varkens- of pluimveehouderij kan leiden tot geuroverlast bij omwonenden. Een onderzoeksrapport van Wageningen Livestock Research geeft overzicht van de beste maatregelen om geuremissie te beperken.
Veehouderijen stoten met hun ventilatielucht geur uit die bij omwonenden van die stallen kan leiden tot geurhinder, verstoring van gedrag en activiteiten, en stressgerelateerde gezondheidsklachten. Regulering van geurhinder nabij stallen vindt plaats d.m.v. de Wet geurhinder en veehouderij. Recent is een evaluatie van deze wet afgerond. Uit die evaluatie blijkt dat het voorschrijven van Beste Beschikbare Technieken (BBT) onderdeel van de oplossing is om te komen tot een lagere geurbelasting van omwonenden van veehouderijen. Er is echter weinig inzicht in welke maatregelen als BBT kunnen worden beschouwd. Binnen die context heeft deze studie tot doel een overzicht te bieden van – en inzicht te verkrijgen in – maatregelen waarmee de emissie van geur uit stallen voor varkens en pluimvee kan worden verminderd. De resultaten van deze studie dienen ter ondersteuning van de evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij en verdere beleidsvorming.
Werkwijze onderzoek
Bestaande en perspectiefvolle nieuwe maatregelen zijn verkregen door een inventarisatie van maatregelen in de Regeling geur en veehouderij inclusief de daaraan ten grondslag liggende onderzoeksrapporten en het uitvoeren van een literatuuronderzoek. Bij het literatuuronderzoek is uitputtendheid nagestreefd. In totaal zijn ruim honderd Engelstalige wetenschappelijke artikelen en Nederlandstalige onderzoeksrapporten verkregen. Alle publicaties zijn gedownload, gearchiveerd en nader bestudeerd. Deze kennis is aangevuld met praktische expertkennis van de auteurs. Maatregelen zijn beoordeeld op o.a. toepasbaarheid, effectiviteit, controleerbaarheid, kostenniveau en eventuele neveneffecten.
Bestaande maatregelen
Op dit moment kunnen geuremissies uit varkensstallen worden gereduceerd door de volgende bronmaatregelen in de stal:
- Roosters met goede doorlaat toepassen (o.a. metalen driekantroosters; diverse Rav-codes1 D)
- Verkleind emitterend oppervlak kelder (o.a. stankafsluiters en schuine putwanden; diverse Ravcodes D)
- Toplaag mengmest in kelder koelen (betreft Koeldeksysteem, o.a. Rav D 3.2.3)
- Mestbanden onder roostervloer (betreft Kempfarmsysteem, Rav D 3.2.16) • Drijvende ballen in mest in kelder (betreft Balansballensysteem, Rav D 4.1)
- Mestopvang in water (betreft Cavardosysteem, Rav D 3.2.5)
- Mest in kelder aanzuren (betreft o.a. Rav D 3.2.2)
Met uitzondering van de drijvende ballen, hebben bovenstaande maatregelen een geuremissiefactor die 22% lager is dan die van conventionele vleesvarkensstallen (Rav D 3.100)
Op dit moment kunnen geuremissies uit de intensieve veehouderij worden gereduceerd door de volgende end-of-pipe maatregelen:
- Chemische luchtwassers (pluimvee, varkens en vleeskalveren), met reducties van 30%
- Biologische luchtwassers (pluimvee, varkens en vleeskalveren), met reducties van 45%
- Gecombineerde luchtwassers (varkens en vleeskalveren), met reducties van 30 en 45%
Het operationeel/technisch goed blijven werken van biofilters is een zorgenpunt. Uit recent onderzoek is gebleken dat gecombineerde luchtwassers een lager rendement hebben dan eerder opgenomen in de Rgv. Op dit moment kan de geurhinder (niet de geuremissie) t.g.v. intensieve veehouderijen worden gereduceerd door de volgende out-of-pipe maatregelen:
- Het ombuigen van de ventilatiestroom; van horizontaal naar verticaal
- Het vergroten van de uitstroomsnelheid
- Het verhogen van het emissiepunt (schoorsteenvorming)
- Het verplaatsen van het emissiepunt (verder verwijderd van geurgevoelige receptoren) Deze maatregelen zijn geen onderdeel van regelingen (Rav, Rgv).
Het zijn aanpassingen aan stallen waarmee in de verspreidingsmodellering met V-STACKS vergunningen in de praktijk kan worden gevarieerd om (via atmosferische verdunning) tot een zo klein mogelijke geurbelasting voor de omgeving te komen. Voor geurcomponenten, waarvan geen toxische effecten te verwachten zijn, is het verminderen van hinder via atmosferische verdunning effectief en veilig. Bedacht moet worden dat met deze aanpak mogelijk het verspreidingsgedrag van stofdeeltjes en het endotoxine daarin eveneens verandert: lokale pieken in belasting nabij stallen worden uitgesmeerd over een groter gebied, zodat regionale achtergrondconcentraties mogelijk toenemen. De (gunstige en/of ongunstige) gezondheidseffecten daarvan zijn op dit moment niet bekend.
Perspectiefvolle nieuwe maatregelen
De volgende bronmaatregelen in relatie tot voeders voor vleesvarkens zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Verlagen van het ruweiwitgehalte
- Afstemmen van het ruweiwitgehalte en het gehalte aan fermenteerbare koolhydraten
- Het minimaliseren van het gebruik van zwavelrijke grondstoffen
Nadere afstemming met de veevoedingsindustrie is nodig om te bepalen in welke mate deze mogelijkheden werkelijk kunnen worden benut bij het samenstellen van voeders, gezien de (reeds lage) ruweiwitgehaltes in hedendaagse voeders, actuele grondstoffenprijzen en andere nutritionele eisen die aan voeders worden gesteld. Daarna kunnen ook de (meer)kosten voor voeders worden ingeschat.
De volgende maatregelen m.b.t. emissiearme stalontwerpen zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Varkenstoilet. In vleesvarkenstallen met een zogenaamd varkenstoilet kunnen hokbevuiling en de daaraan verbonden (geur)emissies vermoedelijk worden gereduceerd door gebruik te maken van het zindelijke gedrag van varkens. De jaarkosten bedragen naar schatting EUR 10,- per dierplaats. Voor het beschikbaar komen van reductiepercentages voor ammoniak en geur is emissieonderzoek op vleesvarkensbedrijven noodzakelijk
- Verlagen debiet (en emissies) door luchtconditionering. Door luchtconditionering kan het ventilatiedebiet worden verminderd en – ten dele – vermoedelijk ook de emissies (als product van debiet maal concentratie) door minder gunstige condities voor vervluchtiging van geurcomponenten en ammoniak en gunstiger condities voor sedimentatie van stofdeeltjes. Daarnaast maakt een kleiner luchtdebiet kleiner gedimensioneerde en goedkopere end-of-pipe oplossingen mogelijk. Deze oplossingsrichting wordt reeds toegepast in sommige pluimveestallen maar kan uitgebreid worden naar meer diercategorieën. Het is een oplossingsrichting voor de langere termijn. Er kan geen kostenberekening worden gegeven.
De volgende end-of-pipe maatregelen zijn als perspectiefvolle nieuwe maatregelen beoordeeld:
- Nabehandeling met koude plasmatechnologie • Fotokatalytische nabehandeling Voor beide technieken geldt dat er internationaal slechts enkele studies uitgevoerd zijn naar de effectiviteit en toepassing in de veehouderij. Verder onderzoek en doorontwikkeling is noodzakelijk om deze technieken te optimaliseren en inpasbaar te maken voor veehouderijbedrijven. Het zijn beide oplossingsrichtingen voor de langere termijn. Er kan geen kostenberekening worden gegeven.
Bron: GroenKennisnet