Met een eenmalige vrijwillige regeling voor ondernemers die piekbelaster zijn, wil het kabinet op korte termijn een forse reductie van de stikstofneerslag realiseren. Hiermee kan natuur herstellen, kunnen PAS-melders gelegaliseerd worden en komt er ruimte voor nieuwe economische ontwikkelingen. Door een brede groep piekbelasters te vragen keuzes te maken tussen fors verduurzamen, verplaatsen, of vrijwillig stoppen wil het kabinet de stikstofimpasse doorbreken.
Ook de industrie maakt onderdeel uit van de aanpak piekbelasters. Daarnaast moet vergunningverlening op basis van de natuurbeschermingswet minder onzeker worden. Dat schrijft minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof in een brief aan de Tweede Kamer.
Aanpak met effect op korte termijn via piekbelasters
Het kabinet omarmt het advies van Remkes om op korte termijn gericht en versneld de stikstofuitstoot van piekbelasters terug te brengen. Agrarische en industriële bedrijven in de buurt van Natura 2000-gebieden moeten op korte termijn de stikstofuitstoot grotendeels of geheel reduceren. Dat is een moeilijke boodschap voor de ondernemers die het betreft.
Het kabinet en provincies hechten veel waarde aan een benadering waarin de menselijke maat centraal staat. Dit vanwege de grote impact voor deze ondernemers. Daarom zal met zoveel mogelijk van de ondernemers die zich kwalificeren als piekbelaster, een of meerdere gesprekken gevoerd worden over hoe de stikstofuitstoot fors wordt gereduceerd. Dit kan via verschillende manieren: innoveren, vergaand omschakelen/extensiveren, verplaatsing of vrijwillig stoppen.
LBV plus-regeling voor piekbelasters
Het kabinet kiest ervoor om boeren in de buurt van beschermde natuurgebieden de mogelijkheid te geven om te stoppen via een eenmalige en tijdelijke regeling die het best mogelijke aanbod is. Met andere woorden, een betere regeling dan deze komt er niet. De regeling is bedoeld voor een significant grotere groep dan aanbevolen door de heer Remkes, waardoor de druk op de natuur sneller kan worden verlaagd en er meer ruimte komt om PAS-melders te legaliseren en belangrijke projecten toe te staan.
Het kabinet werkt deze zogenoemde LBV plus-regeling momenteel verder uit en streeft ernaar om de regeling vanaf april 2023 open te stellen. Uiterlijk in januari worden criteria gepubliceerd op rijksoverheid.nl en aanpakstikstof.nl zodat duidelijk is wie in aanmerking komt voor deze regeling. Ook zal dan informatie gegeven worden over het verdere proces. Uitgangspunt van de gehele aanpak is en blijft vrijwilligheid. In het najaar van 2023 zal het kabinet toetsen aan de hand van (voorziene) resultaten van de aanpak of er voldoende zicht is op het halen van de doelen. Zo niet, dan zal met pijn in het hart overgegaan moeten worden tot de inzet van verplichtend instrumentarium voor een selecte groep piekbelasters.
Hoe zit het met de piekbelasters in de industrie?
Ook voor piekbelasters in de industrie geldt dat het versneld terugdringen van stikstofdepositie en verduurzaming noodzakelijk is. Deze aanpak wordt apart vormgegeven om goed aan te sluiten op het bestaand beleid en de kenmerken van de sector. Met de circa 50 grootste piekbelasters uit de industrie wordt ingezet op het aanscherpen van vergunningen en versnelde verduurzaming. Ook hiervoor moeten de afspraken in 2023 gemaakt zijn en leiden tot een flinke stikstofreductie. Binnenkort maakt het kabinet de voorlopige stikstofreductiedoelen voor andere sectoren zoals de industrie bekend.
Legaliseren van PAS-meldingen
Het legaliseren van PAS-melders heeft prioriteit voor het kabinet. Deze bedrijven, veelal boeren en hun gezinnen, zijn door tekortschietend overheidsbeleid in forse onzekerheid gekomen. Dit geldt zeker voor PAS-melders waar handhaving dreigt. De situatie waarin zij zitten is verschrikkelijk.
Het kabinet doet er samen met de provincies alles aan om deze mensen en hun bedrijven niet te laten vallen. Daarvoor stelt het kabinet 250 miljoen euro beschikbaar voor provincies om maatwerk toe te passen. Provincies kunnen daartoe direct maatregelen nemen. Ook willen we samen met provincies, al lerend van elkaar, kijken welke mogelijkheden er zitten in de regelgeving om PAS-melders te legaliseren. Tot slot, als afzien van handhaving niet mogelijk is, komt het kabinet met een schadeloket om de geleden schade te vergoeden.
Minister Van der Wal: “Ik begrijp dat dit de onzekerheid van de mensen die het treft niet wegneemt, maar het kabinet spant zich tot het uiterste in om deze mensen niet te laten vallen.”
Regie op stikstofruimte
Om op lange termijn meer stikstofruimte te creëren, gaat het kabinet de huidige bronmaatregelen (maatregelen om de stikstofuitstoot aan de bron te beperken) versterken en versnellen. Het kabinet stelt 400 miljoen euro extra beschikbaar voor het programma Schoon en Emissieloos bouwen. Ook wordt er 200 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een aantal specifieke (bovenwettelijke) stikstofmaatregelen op het gebied van industrie, bouw en mobiliteit. De ruimte die ontstaat door landelijke bronmaatregelen, wordt zorgvuldig geregistreerd in het stikstofregistratiesysteem. Het kabinet zet in op sterke regie over de verdeling van de ontstane stikstofruimte.
Samen werken aan een vitaal en gezond landelijk gebied
Om een rijke en veerkrachtige natuur, robuust watersysteem, vitaal platteland en ruimte voor een duurzame en sterke landbouw te bereiken is een grote transitie nodig. Minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof werkt samen met minister Harbers van Infrastructuur en Waterstaat en minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het NPLG, een programma waarin de te behalen doelen op het gebied van natuur, stikstof, water, bodem en klimaat gezamenlijk en in samenhang worden aangepakt.
Transitie via een gebiedsgerichte aanpak
Ook in de toekomst willen we in een mooi en leefbaar land wonen, werken en voedsel produceren. Hiervoor is nodig dat we beter omgaan met ruimte en natuur en met de inrichting van ons land. De kennis die ons jarenlang heeft geholpen om het landschap aan te passen, helpt ons nu om met een veranderd klimaat te zorgen voor een veilig en gezond leven in Nederland.
In die transitie van het landelijk gebied moeten keuzes worden gemaakt, voor de korte en lange termijn. Keuzes die soms moeilijk zijn, maar die nodig zijn om ook straks in een gezond, veilig en leefbaar land te wonen. Hier hebben we uiteindelijk allemaal baat bij. Overheden werken samen met ondernemers, maatschappelijke organisaties en inwoners aan een toekomstbestendig Nederland. De regie hiervan ligt bij de provincies.
Samen aan de slag
In deze volgende stap in de gebiedsgerichte aanpak werkt het Rijk samen met de andere overheden en partijen in de gebiedsprocessen verder uit hoe de verschillende opgaven en landelijke doelen in een gebied het beste gerealiseerd kunnen worden. Het is maatwerk, want er zijn grote verschillen tussen de gebieden. Wat is waar nodig en wat biedt de beste oplossingen, rekening houdend met de mensen die er wonen en werken? Provincies bepalen samen met waterschappen, gemeenten, sectoren, ondernemers en burgers welke maatregelen en welke middelen nodig zijn om de doelen te halen. Elk van deze partijen heeft daarbij zijn eigen verantwoordelijkheden, kennis en expertise. In dit proces wordt een ontwikkeldocument gebruikt, waarmee provincies met ondersteuning van het Rijk de gebiedsgerichte aanpak verder kunnen vormgeven.
Agrarische sector onmisbaar
De agrarische sector is in deze aanpak onmisbaar, vanuit zijn rol als duurzame voedselproducent, beheerder van (agrarische) natuur en landschapselementen en vanuit sociaal-cultureel perspectief. Het is belangrijk dat er voor de agrarische sector bruikbare landbouwgrond is en blijft.
De uitwerking van het NPLG hangt nauw samen met de brief van de minister van LNV over de toekomst van de landbouw en het Landbouwakkoord, met de kabinetsreactie op de uitspraak van de Raad van State over de bouwvrijstelling en met de brief Water en Bodem Sturend van de minister van IenW. In de reactie op de uitspraak over de bouwvrijstelling beschrijft het kabinet een aanpak om op korte termijn een forse reductie van de stikstofneerslag te realiseren om zo natuur te herstellen, PAS-melders te legaliseren en economische ontwikkeling weer mogelijk te maken en te zorgen voor een eenvoudiger en meer robuuste manier van vergunningverlening op basis van de Wet natuurbescherming.
Regionale uitwerking van de doelen en planning van de gebiedsprocessen
Op 9 december 2022 stuurt het ministerie van BZK de zogeheten NOVEX startpakketten over de ruimtelijke opgaven naar de provincies zodat zij de ruimtelijke puzzel kunnen leggen waarin verschillende opgaven samen komen. Het NPLG is daar onderdeel van.
De richtinggevende regionale vertaling van enkele nationale doelen voor natuur (concretisering van areaal- en verbeteropgaven voor de Vogel- en Habitatrichtlijn) en klimaat (reductieopgave broeikasgassen landbouw) uit het NPLG worden met de medeoverheden in de gebiedsprocessen bepaald en begin 2023 bekend gemaakt.
Voor de gebiedsgerichte aanpak heeft het kabinet € 24,3 miljard gereserveerd in het Transitiefonds Landelijk Gebied en Natuur.
Uiterlijk 1 juli 2023 komen de provincies met een eerste toetsbare versie van het gebiedsprogramma waarbij het van belang is dat voor het hele landelijke gebied een aantal hoofdkeuzes zijn voorbereid. Maar op 1 juli kan en hoeft niet alles al compleet te zijn uitgewerkt. De gebiedsprogramma’s worden gezamenlijk over een langere periode uitgewerkt, met aandacht voor reflectie, inbreng van nieuwe kennis en leren van elkaar.
Ondersteuning korte termijn
Om boeren in staat te stellen zich nu al voor te bereiden op de transitie en de gebiedsgerichte aanpak, is er 226,6 miljoen euro gereserveerd voor 2023 en 2024. Daarbinnen is 101 miljoen euro beschikbaar voor onafhankelijk advies aan individuele ondernemers (64 miljoen euro) en duurzame praktijkproeven op boerderijen (37 miljoen euro). Het Landbouwakkoord maakt duidelijk welke extra middelen uit het Transitiefonds nodig zijn voor de transitie van de landbouwsector.
Bron: Rijksoverheid